De grote kerkrazzia van 1944 in Heythuysen

Deze rubriek is opgezet door Jo Bemelmans met hulp van webmaster Luc Jakobs als vervolg op de speciale editie van De Bössel 27a, verschenen in december 2020.

Versie 28 februari 2023.

Tekening  Kerkrazzia: Jos Jeukendrup. 

Tekstcorrectie: Lambert Hermans.

U vindt hierna alle tot nu toe verzamelde informatie over wat de mannen uit Heitse hebben meegemaakt tijdens de Grote Kerkrazzia in 1944 en hun gedwongen arbeid in Duitsland en terugkeer in Heythuysen.  


Inhoudsopgave

1. Wat eraan vooraf ging…

2. Wat gebeurde in Heythuysen op zondag 8 oktober 1944?

3. Verhalen van ooggetuigen van de ‘Zwarte Zondag’

4. Hoe de kerktoren in Heythuysen behouden bleef? 

5. Namenlijst van de gedeporteerden naar Duitsland

6. KLIKKAART 1: woonadres 1944 van de gedeporteerden

7. Deportatie naar Duitsland

7.1 De treinreis

7.2 Opvangkamp Wuppertal-Varresbeck ‘Am Giebel’ 

7.3 Doorgangskamp Lehrte. 

7.4 Dwangarbeid in Duitsland

7.4.1 KLIKKAART 2: Deportatieroute en werkplekken in Duitsland

8. Capitulatie van Duitsland op 7 mei 1945

8.1 Terug naar huis

8.2 Feestprogramma met liederen en gedichten

8.3 Jaarlijkse bedevaart naar Onze Lieve Vrouwe in ’t Zand

9. Meerdere verhalen

10. Dankwoord en verzoek om informatie


1. Wat eraan vooraf ging....

(Versie maart 2023, redactie Jo Bemelmans, web-publicatie Luc Jakobs}

Na de geallieerde landingen in Normandië op 6 juni 1944 wordt de Duitse Wehrmacht gedwongen om zich terug te trekken. Deze terugtocht naar de Heimat verloopt snel en chaotisch. Half september 1944 is Zuid-Limburg en Weert al bevrijd en liggen de geallieerden voor het Kanaal Wessem-Nederweert en voor de Noordervaart; hemelsbreed een afstand van acht kilometer tot Heythuysen. De algehele bevrijding van Midden- en Noord-Limburg lijkt dichtbij. De actieve verzetsbeweging wordt nu steeds brutaler.

Toen de Duitsers zich terugtrokken, stichten lokale verzetsgroepen extra verwarring door de wegen te bezaaien met kraaienpoten en kopspijkers. Het hoofdkwartier van de Verzetsgroep Heythuysen is gevestigd in het huis waar Eduard van Wegberg na het overlijden van zijn ouders verbleef.  Hij woonde in bij zijn oom en tante, de uitbaters van Café Op den Drinck aan de Dorpstraat 71. Leden van de Knokploeg uit Heythuysen, te weten Pierre Timmermans, Pierre Beelen, Piet Joosten, Piet Hendriks, Rein Hover, Frans Togni, Henk Westerhof en versterkt met Jo Theelen en Sjeng Ramakers uit Baexem laten op donderdag 14 september een trein met vijftien wagons geroofde machines en garens van de textielfabriek Beeren uit Weert tussen Baexem en Haelen ontsporen; deze goederen zullen Duitsland nooit bereiken. Ook wordt ter hoogte van het landgoed De Bedelaar (N279) een Duitse legerauto door de Noord-Limburgse Knokploeg onder leiding van Ben Konings in een hinderlaag gelokt. Er vallen aan Duitse zijde één dode en meerdere gewonden. Via de hooizolder van de Spikkerhoeve van de familie Vossen weten ze te ontsnappen naar Baarlo.

Maar na de mislukking van de operatie Market Garden stagneert in de herfst van 1944 de opmars van de geallieerden. De aanvoer van mankracht en materialen naar de frontlinie die nog steeds vanuit Normandië moet geschieden, duurt veel te lang. Om dit logistieke probleem op te lossen en om de slagkracht te vergroten, moet eerst de haven van Antwerpen voor bevoorrading bereikbaar worden via de Westerschelde. Hiertoe vindt de Slag om de Schelde plaats. Door dit oponthoud blijven Midden- en Noord-Limburg langer van de rest van Nederland afgesneden. Het geeft de Duitsers de tijd om zich te hergroeperen en de Duitse verdedigingsstellingen, de z.g. Westwall, vanaf Roermond in noordelijke richting verder af te bouwen. De aanvankelijk gevluchte Duitse troepen beginnen zich weer te hergroeperen en zelfs nieuwe troepen worden aangevoerd. Deze gaan nu nog fanatieker en beestachtiger te keer in dit afgesneden gebied tussen Maas en Peel. De hoop op een snelle bevrijding slaat snel om in wanhoop. Niets is meer veilig voor de Duitsers: paarden, koeien, varkens, karren en fietsen; alles kunnen moest gehaald worden wat er te halen viel, inclusief de mannen en jongens voor dwangarbeid in hun oorlogsindustrie. 

Op zondag 8 oktober 1944 worden de kerken in Midden- en Noord-Limburg omsingeld en huizen en boerderijen worden doorzocht. Per ‘kop’ moeten de Duitse soldaten onder leiding van de beruchte Ulrich Matthaeas een bepaald aantal mannen inrekenen. Ruim tweeduizend mannen uit deze streek worden die zondag opgepakt en worden gedwongen te gaan werken in fabrieken, aan spoorwegen, bij de aanleg van verdedigingswerken en op boerenbedrijven.


2. Wat gebeurde er in Heythuysen op zondag 8 oktober 1944?

Zondagmorgen 8 oktober 1944 begint als een prachtige na-zomerdag in Heythuysen. De vroegmis van 07.00 uur in de H. Nicolaaskerk wordt zoals gewoonlijk druk bezocht. Ook veel jongemannen die waren ondergedoken om de ‘Arbeitseinsatz’ te ontlopen, wagen het in dit vroege ochtenduur te voldoen aan de zondagsplicht. Maar de moffen hebben hun huiswerk goed gedaan en weten dat Limburgers juist op zondag massaal ter kerke gaan. Een ‘rijke’ oogst is dus verzekerd! Tevens wordt hierdoor aan het verzet een zware slag toegebracht. 

De H. Mis is nog niet uit of de ‘Grüne Polizei’ en Duitse soldaten omsingelen de H. Nicolaaskerk gewapend met geweren en pantservuisten. Alle weerbare mannen tussen zestien en zestig jaar worden opgepakt. Na de H. Missen van 08.30 en 10.00 uur volgt weer hetzelfde tafereel. Ook de huizen en boerderijen in Heythuysen en in het buitengebied worden doorzocht; ook hier worden veel mannen opgepakt. De Duitsers trachten de mannen wijs te maken dat ze slechts twee dagen weg moeten om versterkingen te maken bij de Maas. Om het vluchten de kop in te drukken, dreigen de Duitsers met: “Wenn jemand laufen geht, wird geschossen!” Slechts een enkeling durft nog te ontsnappen; dit ook omdat men bang is hierdoor dierbare achterblijvers in de problemen te brengen. Bij de Wingerdbrug, de brug over de Tungelroyse beek aan het einde van de Biesstraat, worden de opgepakte mannen als vee bij elkaar gedreven. Er heerst grote onzekerheid over het waarheen en voor hoe lang? Verontruste huisgenoten mogen nog boterhammen en warme kleding brengen. Tegen de middag wordt de groep te voet afgevoerd naar Roermond. Na een pauze in Horn (Café Linssen-Reijnders) worden de opgepakte mannen samengedreven in een weiland en een boomgaard behorende bij de hoeve Maasgaard van de familie Hamans, rechts vóór de Maasbrug in het Hatenboer.


 3. Verhalen van ooggetuigen van de 'Zwarte Zondag'

Nadat in de extra editie van De Bössel no. 27a van december 2020, ‘Het verhaal van Piet Bemelmans’ is opgenomen, volgen nu de persoonlijke verhalen van andere mannen en jongens uit Heythuysen die opgepakt werden tijdens de Grote Kerkrazzia of nog net konden ontsnappen aan deportatie naar Duitsland.

Uit het Dagboek van 7. Jean Berben: 

Zoals gewoonlijk ging ik naar de H. Mis van 07.00 uur. Op het einde ervan hoorde ik al zeggen, de moffensoldaten staan om de kerk en moeten mannen hebben om te werken. Ik dacht: “Het zal wel niet zo’n vaart lopen.” Na eens geprobeerd te hebben om te ontsnappen, dat me niet lukte, ben ik maar boven op het oksaal gegaan (redactie: vlakbij de ingang via een wenteltrap ging je naar boven) en me daar verborgen tot ze mij kwamen zoeken. De mis van 08.30 uur was ook al weer ten einde. Toen kwam een ‘mofsoldaat’ met de revolver zoeken in alle hoeken en gaten en was ik ook bij de gelukkigen. Hij zei: “Kom toch mee, er passiert toch niks, wat zijn jullie toch bang; het is maar voor een paar dagen werken aan de Maas”. Ik ging dan ook mee naar buiten, doch toen ik één van de S.D. (redactie: Sicherheitsdienst) zag staan, dacht ik onmiddellijk: “Nu gaan we naar Duitsland.” In totaal waren we met 87 mannen van Heitse waaronder enige ‘vreemden’ die in Heitse momenteel vertoefden. Na een kort afscheid van mijn vrouw, die mij een deken, lepel en vork en wat boterhammen gebracht heeft en een pakje sigaretten, marcheerden we af tot aan de Wingerdbrug. Hier mocht niemand van de familieleden meer bij ons komen, hier werden we geteld en aan de Grüne Polizei overgedragen en ons werd tevens medegedeeld dat als we poogden te ontvluchten wij ‘erschössen werden’. Daarna zette de colonne zich om 12.00 uur in beweging en gingen we onder zware bewaking te voet naar Roermond. Voor de Maasbrug bleven we tot ongeveer 19.00 uur in de weide van Evers.

Uit het Dagboek van 8. Daan Brouns: 

Op 8 oktober gingen we ’s zondagsmorgens naar de H. Mis. Al verschillende dagen werden jongens opgepakt om het vee dat de Duitsers hier roofden, naar Duitsland te drijven. Natuurlijk dook iedereen onder en probeerde zich uit het oog van de Duitsers te houden. Maar op 8 oktober gingen we dan toch naar de eerste H. Mis om daarna weer verstoppertje te spelen. Dit was echter niet nodig want toen de H. Mis uit was, was de kerk omsingeld door Duitsers gewapend met geweren en mitrailleurs en pantservuisten. Ontsnappen was haast niet mogelijk zodat de Duitsers dan ook 97 mannen van zestien tot zestig jaar mee namen.

Toen de eerste mannen de kerk wilden verlaten na de H. Mis zagen ze bij de deur aangekomen, dat de kerk omsingeld was. Ze stormden weer hals over kop terug de kerk in. De pater was nog bezig met de H. Communie uit te reiken aan de kinderen. De mensen mompelden van alles. De een zei dat de toren werd opgeblazen en de ander zei dat wij allemaal naar Duitsland moesten. Men ging zich verstoppen waar maar even plaats was. In de biechtstoel, op de preekstoel, in het orgel, onder het altaar enz. Het grootste gedeelte van de mensen moest maar rustig afwachten wat er gebeuren ging.

Eerst kwamen de Duitsers niet de kerk binnen, maar toen het hen wat te lang duurde, want onderhand was de tweede mis alweer uit, kwamen ze de kerk in en probeerden de mensen naar buiten te jagen. Dit viel echter ook niet mee, want als ze door een gang kwamen, gingen wij door de andere gang weer weg zodat ze ons niet te pakken kregen. Maar het duurde niet lang of ze gingen meer geweld gebruiken. De pater riep ons in de sacristie en daar kregen we al gauw bezoek van die heren. Deze geboden ons heel beleefd om hen te volgen doch aan dit beleefde verzoek werd geen gevolg gegeven. De Duitser ging daarop weg en na een tijdje kwam hij weer terug met hetzelfde verzoek, maar weer werd geen gehoor gegeven en weer verdween hij. Toen kregen we bezoek van een andere Duitser die niet zo beleefd was. Hij nam het geweer van de schouder en richtte op iemand en telde: “Een…twee…” en toen gingen we maar met hem mee, want aan zijn gezicht konden we zien dat het hem menens was.

Buiten gekomen werden we onder begeleiding weggebracht naar de Biesstraat waar het verzamelpunt was. Daar werd ons gezegd dat we gedurende twee dagen loopgraven moesten maken aan de Maas in Roermond. We moesten voor twee dagen eten meenemen en een deken om te slapen. Zelf mochten we dit niet gaan halen of ons gaan omkleden, wel konden de vrouwen of meisjes ons dit brengen, wat dan ook gebeurde.

Toen ze zagen dat ze niemand meer te pakken kregen, rukten we op naar Roermond. Er werd ons nog medegedeeld dat als iemand van de troep wegliep, hij onmiddellijk werd neergeschoten. Voor ons liep een Duitser met een pantservuist en aan de zijkanten verschillende goed bewapende militairen. Wij gingen dan ook allen als schaapjes mee.

Toen we in Horn kwamen, zagen we dat het daar ook al hetzelfde was. In Horn moesten we wachten dat de mannen daar ook bij elkaar waren. In die tijd kwam Grathem en Baexem ook al aangemarcheerd. Gezamenlijk trokken we toen op weg naar Roermond. We waren toen al met verschillende honderden mannen. Voor de Maasbrug in Roermond moesten we allen een boomgaard intrekken. Daar zat al een grote groep bij elkaar uit Buggenum, Haelen en nog andere plaatsen. Al spoedig waren we met ongeveer tweeduizend man bij elkaar. Tegen de middag kregen we bezoek van acht Engelse vliegers die maar steeds boven ons bleven cirkelen. Allen dachten dat ze de brug zouden bombarderen, maar na een tijd vlogen ze weer weg zonder taal of teken. Rond vijf uur of half zes moesten we ons weer verzamelen en gingen we naar Roermond.

Uit het Dagboek van 9. Harrij Brouns:

Onder de H. Mis van 07.30 uur werd de kerk omsingeld door S.S.-troepen en Grüne Polizei. Toen de H. Mis uit was, moesten alle mannen van zestien tot zestig jaar mee. Ik zei al in de kerk tegen Driek (redactie: broer 8. Daan Brouns): “Dat gaat naar Duitsland”. Maar zeer velen gingen niet de kerk uit, ik ook niet. Toen de Moffen de kerk in kwamen en ons er uitdreven, ging ik de ene gang af en de andere weer op. Zo bleef ik nog in de mis van half negen en verborg me onder in de biechtstoel. Toen alle mannen uit de kerk waren, vonden ze er nog achter het altaar, in het orgel, onder de banken enz. Toen die eruit waren, dacht ik nu zijn we gered. Maar toen kwam een onderofficier zoeken. Die vond in iedere biechtstoel twee en op de preekstoel zeven mannen. Toen hij de biechtstoel open maakte, zei hij : “Ha!”

We moesten direct mee naar buiten. Daar stond mijn zus Hubertina al met een ‘flies’ (redactie: tas) boterhammen, twee dekens, een overjas en een mutsje en een veldfles warme koffie. Gauw wat gegeten. Vader en zus en vele omstanders, meest vrouwen. De hele groep ging toen naar de Biesstraat. Daar kwamen meer mannen want er was ook huisrazzia gehouden. Ik had zo’n zin in koffie thuis want we hadden net geslacht en er nog niets van gehad. In Kelpen aan het kanaal waren reeds de geallieerden en de granaten ontploften al verschillende dagen rondom ons huis. Ik en Daniël (redactie: 8. Daan Brouns) hadden van huis nog tamelijk tabak meegenomen, die had Hubertina naar de kerk gebracht samen met lucifers. Omstreeks 12.00 uur afmars naar Roermond. De mensen keken ons met weemoed na. Meest vrouwen, mannen zag men natuurlijk niet; soms een oude grijsaard, de anderen waren ondergedoken. Wat we onderweg nog konden pikken ging natuurlijk mee. Zo ging het tot aan de Roermondse brug. In de boomgaard rechts bij de steenfabriek kwamen we omstreeks 15.00 uur aan, doodmoe. Het was die dag warm en een dikke overjas aan en twee dekens op de rug en een flies. We waren blij dat we wat konden uitrusten onder die bomen en schuilen voor de zon en voor de vliegers want die waren veel in de lucht, diepvliegers. Het was erg rumoerig. Altijd hoorden we de artillerie schieten. De buren hebben ons daar alles gegeven. Daar hingen nog appels aan de bomen waarvan ik er veel heb meegenomen. Daar kwamen van alle kanten hele colonnes volk erbij die ze ook in andere dorpen uit de kerk gevangen hadden. Dat duurde tot ongeveer 18.00 uur; toen waren we met vele honderden bij elkaar en we hoorden die dikke rotmof, ’n officier, nog zeggen: “Diese Leute haben wir gefangen genommen”. Nu moesten we aantreden en daar ging het onder begeleiding van die gewapende rotbende, die de hele middag om ons hadden rondgelopen, als schaapshonden de stad Roermond door. Over de brug rechts aan de toren lagen die rotmoffen, moe van die schurkenstreken die ze hadden uitgehaald. Ze lachten ons uit toen wij voorbij trokken naar het station. De mensen uit Roermond stonden ons met medelijden na te kijken en wisten niet wat er te doen was.

Uit het Dagboek van 13. Toine Coenen:

Zondag 8 oktober. Er wordt gebeld omstreeks 07.30 uur. Moeder maakt open en twee vertegenwoordigers van de ‘Edel-Germanen’ vragen naar de ‘familie-stand’. Bij onderzoek bleek dat zij twee exemplaren van de familie Coenen zochten namelijk de oudste spruit destijds twintig jaar en de tweede van achttien jaar. De eerste troffen ze aan in de keuken, terwijl gezochte nummer twee net bij het binnenkomen door de achterdeur het hazenpad had kunnen kiezen en zich veilig opsloot op de wc. De ‘Heren’ richten zich dan tot mij: “Nur für zwei Tage arbeiten an die Maas. Nehmen sie bitte Löfel, Gabel, Rasierapparaat u.s.w. mit.” Hieraan werd noodgedwongen gevolg gegeven. Nadat ik nog getracht had weg te komen door een raam te springen, dat echter door de ‘Heren’ bemerkt werd én voorkomen; toen werd ik voor hen uitgedreven als vee. Mijn moeder kon echter door het tonen van haar verpleegstersdiploma mijn tweede broer van een ‘reisje’ vrijwaren. Mijn eerste buurman Gubbels werd ook gepakt, echter door de hoge leeftijd weer vrijgelaten. Daarna was het de beurt aan mijn oom 12. Toon Coenen. De man liep regelrecht in de klauwen van de ’beulen’ doordat hij zelf de deur openmaakte. Ook hij werd meegenomen. We werden bij elkaar gebracht op de Roermondseweg (redactie: N279) nabij het bruggetje (redactie: Wingerdbrug) en vandaar vijf aan vijf onder bewaking tot Horn te voet geleid. In Horn sloten mannen aan uit dorpen uit Midden-Limburg. Allen werden nabij de kazemat in een wei gelegerd. Omstreeks 17.30 uur werden we verzameld en geteld. Intussen hadden enkelen de tijd gehad hun zakken te vullen met appels en de gelegenheid gehad te biechten, want bij de groep Grathem was een Franciscaan (redactie: pater Anectus van Gendt). We werden na ‘gezählt’ te zijn in Roermond de Maasbrug overgedreven en gingen via de Singel naar het station.

In het Dagboek van 13. Toine Coenen komt een namenlijst van 78 opgepakte mannen voor met vermelding van de namen Derks, Lemmen, Opbroek, Van de Voort, Simons en Aarts die niet voorkomen op een officiële namenlijst: 

  • Derks, waarschijnlijk wordt hier Jan bedoeld. Hij wist te ontsnappen uit de kerk. Zie ook aantekeningen van Bèr Reijnen en Giel Derks.
  • Lemmen, waarschijnlijk wordt hier Leo bedoeld. Hij wist ook te ontsnappen. Zie het verhaal van Truus Theunissen-              Lemmen.
  • Van de Voort, in het archief van Bèr Reijnen lezen we dat Van de Voort (uit de Laan) meegevoerd is en tussen Roermond en Swalmen uit de trein gesprongen. Het was nacht. En Toos Hamaekers noteert op 25 oktober 1944 in haar dagboek: “Annie was vanmorgen nog even hier. Ze vertelde dat Van de Voort uit de Laan ook ontsnapt was (twee jongens van Elshof waren zondag al hier). Van de Voort was nabij Kaldenkirchen uit de trein gesprongen en toen een berg afgerold.”
  • Opbroek, Simons en Aarts: van hen zijn geen nadere bijzonderheden bekend hoe zij ontkomen zijn.

Uit het Dagboek van 14. Gradus Crijns: 

8 oktober 1944. Opgepakt aan de kerk na de eerste H. Mis en onder voorwendsel: “Een dag werken aan verschansing”, op transport gesteld naar Roermond. Aan de steenfabriek werden wij in de boomgaard gedreven, waar wij tot de avond moeten blijven. Door de mensen uit de omgeving wordt alles gedaan om ons nog wat mee te geven zoals brood, fruit, melk, lepels, vorken, enz. Bij drie officieren nog geprobeerd om vrij te komen, zonder resultaat! Onderhand zijn ettelijke honderden mensen bij elkaar gedreven. Tegen de avond afmars naar station Roermond.

Uit het Verslag van 15. Bèr Deckers:

8 oktober. We gingen naar de kerk, wel dachten we nog: ’wat zijn er veel Duitsers op straat’, maar verder niet over nagedacht. Toen de H. Mis uit was, was er plotseling een herrie. De Duitsers sloten de kerkdeuren en de pastoor (redactie: Clemens W.J. Boymans) moest zeggen dat alle mannen van achttien tot zestig jaar zich moesten verzamelen op het kerkplein. Ik ben drie keer naar buiten geweest om te vluchten via het Niessensträötje (redactie: Luytersteegstraat) maar telkens richtte een Duitse soldaat het geweer op mij en schoot zelfs een keer. Terug de kerk in gevlucht. Toen heb ik me verborgen op het oksaal en daar verstopt in de orgelkamer tussen de dikke pijpen in een hoek waar het pikkedonker was. Hier waande ik me veilig. Een Duitser kwam voorbij en hoorde toen iemand hoesten in het orgel. Hij ging naar de pastoor voor de sleutel van het orgel. Pastoor (redactie: Clemens W.J. Boymans) maakte de deur open en daar stond ik en was alsnog de klos. Met het geweer in de rug duwde hij mij naar buiten bij de anderen die reeds gevangen waren. Om 12.00 uur gaven ze het zoeken op en toen moesten we naar Roermond marcheren. Rondom soldaten met geweren. Voor de brug in Roermond werden wij in een wei bijeen gedreven. We waren met ongeveer tweehonderd man, vijfentachtig uit Heythuysen. Toen het donker was geworden moesten we de weg op en naar het station.  

Uit het Dagboek van 21. Willem Giesberts:

Zondag 8 oktober 1944.

Om 08.00 uur opgepakt. Verzamelen bij de kerk. Mededeling gedaan dat we moesten werken aan de verdedigingswerken. Drieëntachtig man treden aan. Om 10.00 uur afmars naar Roermond. Ontmoeten in Horn transporten uit Horn, Beegden en Heel. Verzamelplaats transport is boomgaard aan de steenfabriek Evers. Duizend man. Om 18.00 uur afmars naar station.

Uit het Dagboek van 22. Sjeng Gubbels/Craene Sjeng:

We werden verzocht twee dagen te arbeiden aan de Maas te Roermond. Daar Jos Mulders en Sjaak Gubbels ook in de kerk waren en ook mee moesten, ben ik maar omdat er nog twee thuis waren die zich verstopt hadden, meegegaan. Toen ze mij zeiden een deken, lepel, vork en mes mee te nemen, stelde ik mij het ergste voor. En dit is werkelijkheid geworden en durfde dit niet aan mijn vrouw te zeggen en hield mij maar aan de vrolijke kant.

Aan de beek te Heythuysen waren verschillende mannen verzameld. Mijn vrienden waren gelukkig weggekomen. Ik heb nog een paar schoenen gekregen van Crijns en een paar sokken; mijn vrouw bracht me nog een paar. Na een hartroerend afscheid en tot wederzien, marcheerden wij om 11.00 uur af. In Horn stonden de mensen te huilen in de deur en daar was evenzo geschied. Bij de Maasbrug in een weide, de plek waar al de mannen uit de dorpen uit de omtrek onder andere Horn, Beegden, Heel en Panheel, Baexem, Grathem, Leveroy, Kelpen-Oler, Nederweert-Eind en het buurtschap De Hollander bij elkaar kwamen. Niet veel zin in eten, wat appels, de aktetas vol, moesten wij om ongeveer 18.00 uur naar station Roermond. De mensen stonden te kijken en wisten niet wat er ging gebeuren.

 

22. Sjeng Gubbels heeft ook een namenlijst bijgehouden van 88 mannen die in Heythuysen opgepakt zijn en afgevoerd naar Duitsland, compleet met beroep en gerangschikt volgens het stratenpatroon in Heythuysen. 

Uit het Dagboek van 31. Wulm Hermans: 

Op zondag 8 oktober 1944 in en na de H. Mis door de soldaten opgepakt en vertrokken om ongeveer 10.00 uur naar Roermond; vóór de Maasbrug in een wei bij elkaar geplaatst en om 19.00 uur naar het station.

Uit het Dagboek van 42. Pierre Joosten:

Gedurende de laatste dagen van september en begin oktober was grote waakzaamheid geboden. Toen gebeurde er iets dat niemand had verwacht. Op zondag 8 oktober na de H. Mis van 07.00 uur stonden rondom de kerk mannen in groene uniformen. Het was de Grüne Polizei, de gehate mannen van Hitler, die ons weg wilden voeren. Ieder die maar eventjes kon, probeerde te ontkomen ofwel zich te verbergen. Tot die laatstgenoemde behoorde ook ik. Voorzichtig en zonder kabaal te maken kroop ik in een hok achter de orgel, hetgeen door enkele anderen werd gevolgd. Truus Swinkels sloot dit hok af. Wij waanden ons veilig, maar tegen half elf kwam echter het noodlot ook op ons af. Met de kolf van een geweer werd de houten deur vernield en stond er een mof met de geweerloop op ons gericht. Op sarcastische wijze lachte hij. Door zijn door een litteken geschonden gelaat leek hij meer op een chimpansee dan op een mens. Met een donderende stem blafte hij dat wij naar buiten moesten komen. Steeds weer werden wij bedreigd door vuurwapens welke de boef en zijn kornuiten op ons gericht hielden. Toen wij op het kerkplein kwamen, zagen wij ook de andere mannen staan, omringd door een groot aantal vrouwen en kinderen. Men zag overal treurige gezichten. De moffen trachtten ons wijs te maken dat wij slechts twee dagen weg moesten om versterkingen te maken aan de Maas. Mijn moeder en mijn zus kwamen bij mij staan. Vooral het treurige gezicht van mijn moeder was niet om aan te zien. Ik kreeg allerlei raadgevingen te horen om te vluchten, maar ik was zo verbouwereerd dat ik niks wou horen van alles wat men mij voorstelde. In tegenstelling tot de grote moeilijkheden, die ik in de eerdere oorlogsjaren zo moedig had getrotseerd, was ik nu geslagen en stond aan de grond genageld. Nadat mij een deken en enkele boterhammen gebracht waren, werd door de bevelvoerende mof het commando gegeven voor de ‘abmarsch’. Ik liep achteraan in gezelschap van mijn zus die mij uitgeleide deed. Aan de Biesterbrug (redactie: Wingerdbrug) werd halt gehouden en moesten wij afscheid nemen van onze dierbaren. Hier probeerde ik met mijn vroegere, toen teruggekeerde strijdlust te vluchten. Mijn plan gelukte niet. Ik kreeg een flinke opstopper in mijn rug en moest mij in de rij opstellen bij mijn andere lotgenoten. Nog een handgewuif en een laatste afscheidsgroet en weg moesten wij, weg van ons dierbaar dorp Heythuysen, weg van ouders, broers, zussen, vrienden en bekenden. Wat lag er voor ons? Niemand wist het. Zo trokken wij verder, als vee voortgedreven. Wij kwamen in Horn. Er werd halt gecommandeerd en hier zagen wij een droevig beeld, want ook hier waren de moffen bezig om op schurkachtige wijze mannen te verzamelen. Samen met hen moesten wij weer verder en werden even voor de Maasbrug van Roermond in een weide gedreven. Ik schatte dat we met ongeveer duizend mannen waren. Er kwamen toen moffen tevoorschijn in gele uniformen met om de arm een rode band met het zo gehate hakenkruis erop. Het waren de echte mannen van Hitler. Onder hun geleide zou de volgende fase beginnen. De Grünen hadden hun boevenstreek volbracht en marcheerden af. Ontvluchten uit de weide was onmogelijk want overal stonden mitrailleurs opgesteld. Tegen het vallen van de avond klonk plotseling het commando: “Los, abmarschieren und sofort” en daar gingen wij weer verder voorzien van onze deken en wat groene appels, die wij in de weide hadden geplukt. Via de Kazernesingel en Godsweerdersingel kwamen wij aan het station.

Uit het Dagboek van 44. Frits Kierkels:

Razzia na de eerste H. Mis onder het voorwendsel dat mannen nodig waren voor de aanleg van verschansingen tegen de geallieerden aanvallen. Om 09.00 uur uit de kerk gekomen en naar verzamelpunt aan de beek gegaan (Wingerdbrug-Biesstraat).

Om 10.00 uur afgemarcheerd naar Roermond. Na een rust in Horn bij Café Linssen-Reijnders en nog eens verderop langs de weg, kwamen we om 12.00 uur in Roermond in de Weerd aan. Daar hebben we de hele dag in de wei gelegen bij Evers (steenfabriek bij de Maasbrug). Om 19.00 uur was het opstellen op de weg en toen naar de stad en naar het station.

Uit het Dagboek van 45. Theo Kierkels:

Om 07.00 uur naar H. Mis. Om 08.00 uur komen de Duitsers de kerk binnen en worden alle mannen tussen zestien en zestig jaar weggebracht. Om 11.00 uur pakken zij mij achter het altaar, waar ik me verborgen had. De andere mannen uit Heythuysen zijn al te voet op pad gegaan. Omdat mijn vader vijf dagen geleden gestorven is, draag ik nog steeds mijn zwarte pak. Een gewapende Duitser begeleidt mij naar huis waar ik mijn pak mag verwisselen. Ik word samen met 54. Tjeu Luijten in een vrachtwagen geduwd en weggebracht; waar naar toe is onbekend. De boeven zeggen iets van: “Zwei Tagen arbeiten”. Zo rijden wij dan door Roggel naar Haelen waar we twee oudere mannen voorbijrijden. De wagen stopt. De twee mannen worden aangehouden, moeten hun persoonsbewijzen laten zien en daar zij nog geen zestig jaar blijken te zijn, worden ze de auto ingeduwd. Het gaat verder naar Nunhem, waar wij aan de kerk worden uitgelaten. Hier moeten wij toezien hoe de boeven nog meer mensen vangen. Gelukkig is hun buit niet groot; slechts een jongen hebben zij kunnen vinden. Wij rijden verder naar Buggenum waar de boeven meer geluk hebben: een stuk of zes mannen, waaronder meester Joosten (redactie: uit Buggenum). Een jongen schieten ze in de rug. Hij wordt weggebracht met de auto waarin ze ons vervoerden. Zo gaan wij lopend naar Horn. Mijn horloge heb ik afgegeven aan Vogels waar ik goddank een pijp van krijg, want ik heb alleen maar tabak. Om 16.30 uur komen wij aan bij de brug in Roermond. Hier worden alle gevangenen verzameld. Ongeveer duizend. Om 17.00 uur gaan we de brug over. Nu weten we dat onze bestemming Duitsland is. We gaan traag naar het station.

Uit het Dagboek van 47. Harrie In den Kleef:

Na de H. Mis van 07.00 uur is de kerk door de Pruisen omsingeld (Grüne Polizei). Als men ze bij het uitgaan plotseling voor zich ziet, vlucht alles terug de kerk in. De onmogelijke schuilplaatsen worden opgezocht. In de onbewaakte ogenblikken weten er veel te ontsnappen. Wij behoren tot degene die pech hebben. Na een uur van angstig afwachten, word ik weggehaald achter het altaar. Geen pardon. Mee! Niet meer naar huis. Weg! “Twee dagen schanzen”, zegt men. Huisgenoten komen een deken en wat boterhammen nabrengen. Voort. Het afscheid valt niet mee. Waarheen gaat het? Men vertrouwt die “twee dagen” niet. Met een kleine negentig man wachten we aan de Wingerd het vertreksein af. Tegen elf zijn we zover. Stralend zomerweer. Maar de stemming is in geweldig contrast daarmee. Om 13.00 uur zijn we bij Roermond aan de Maas. Daar worden we in een wei gedreven en onder strenge bewaking wachten we daar de aankomst af van telkens weer nieuwe groepen lotgenoten uit andere dorpen. In heel Midden-Limburg houden de barbaren vandaag hun slavenjachten. Tegen 15.00 uur wordt de jacht gesloten en zet de trieste karavaan zich in beweging. Naar de trein. 

Uit het Dagboek van 50. Piet Linssen: 

Zondag 8 oktober 1944. Om 11.00 uur werden we opgepikt achter het altaar en ging de aftocht naar de Wingerdbrug waar na een paar uur wachten afgemarcheerd werd naar Roermond. In Roermond moesten we tot 18.00 uur onder de bomen voor de brug blijven liggen. Toen trok de stoet naar het station.

Uit het Verslag van 78. Thjeu Verkoulen:

Zondag 8 oktober 1944. Het was zondagmorgen half acht toen de Duitsers de kerk van Heythuysen binnen vielen. Op niets voorbereid hebben de Duitsers de jongens en mannen toen zowat allemaal meegenomen op vrouwen en kinderen na. Veel mannen vluchtten achter het orgel en de kerkzolder op en kropen daar de gewelven in. Wij werden daar ontdekt en buiten gekomen zag je de Duitse soldaten achter mitrailleurs zitten en wij werden afgevoerd. Bij mijn huis aangekomen aan de Biesstraat, vroeg ik aan de Duitse soldaten andere kleren te mogen aantrekken en er werd toestemming gegeven. Sjeng mijn oom, ging nogal zenuwachtig te keer, “den armen zak!” Het was nog precies als vroeger, als wij maar op het werk waren en hij bij kou of hitte binnenshuis kon blijven dan was de zaak oké. Buitengekomen marcheerden wij tot aan de Tungelroyse beek, want daar was de verzamelplaats. Toch hadden er door mijn toedoen enkelen kunnen vluchten bij Smeets achter ons huis. Later kwamen getrouwde vrouwen met betraande ogen kleren, dekens en levensmiddelen brengen. Toen kwam een Duitse officier naar voren met de woorden: “Was sind sie Weihnachtsmänner, ich bin schon drei Jahre in Rusland gewesen an der Front; heute abend sinds Sie wieder zurück.”  Hij bedoelde daarmee over een half jaar of zo. Toen de toespraak was gehouden kwam de colonne in beweging met nog de woorden: “Wann jemand flüchtet, dan wird geschossen, ist das klar?“ Daarna gingen we richting Horn. Nabij Hatenboer te Roermond, in een grote wei rechts beneden, waren er nog meer mensen aanwezig vanuit onder andere Horn, Roggel, Helden en Meijel, in totaal meer dan duizend mannen. Enkele mochten van daaruit weer naar huis gaan zoals een bakker en wat ‘simpelen’. Toen de avond bijna viel, werden we afgevoerd naar het station in Roermond.

In het archief van Bèr Reijnen lezen we: “Reijnders Piet: meegevoerd. Op de Biesstraat bij Korsten Bèr/Sjeng Verkoulen moest hij ‘effe pisse’  en is toen verdwenen. 79. Thei Vestjens ging ‘Sjreuers Piet’ achterna maar kwam terug zonder Piet.”

Uit de ‘Memoires van Eduard van Wegberg’: 

De mensen gingen zoals altijd naar de mis op zondag 8 oktober 1944. Meestal bleef ik nog een tijdje nazitten tot het gedrang van de mensen geluwd was. Opeens een geluid van roepende, rennende en schreeuwende mensen buiten de kerk vlak bij de ingangen. Van de mensen die weer terug kwamen in de kerk, vernam ik dat er een massarazzia gaande was. Alle volwassen mannen werden opgepakt en naar Roermond gebracht. Het was half negen en de tweede mis begon. Het was onbegrijpelijk dat er in deze mis weer zoveel mannen aanwezig waren. Ook ikzelf zat nu in de kerk en mijn hersenen draaiden op volle toeren, want ik zag zoveel mannen zich verstoppen in de biechtstoelen, achter het altaar, in de verwarmingskanalen, boven in de toren en achter het orgel. Een geluk voor mij was dat ik de zaak heel rustig kon overzien. Een ideale oplossing had ik al direct bij de hand. Bij de zij- ingang hadden ze voor meer dan tien jaar geleden een zogenaamde tochtvrije ingang gemaakt met in het midden een dubbele deur, die dubbel scharnierend vanzelf weer dicht ging. Aan de linker- en rechterkant hiervan waren zogenaamde tochtvrije deuren aangebracht. Deze bleken in de praktijk niet te voldoen vanwege de ongewoon kleine ruimte. Daarom hadden ze voor deze hokken een andere bestemming gevonden. Zo stonden hierin stoeltjes, bloementafeltjes en zelfs een paar bidstoelen. Beide deuren waren afsluitbaar en dus gesloten. Ik ging heel gewoon tijdens de dienst naar boven en liet me door het geopende luik zakken. Dit hadden enkele mannen gezien en zo kreeg ik bezoek van nog vijf mannen. Het was erg benauwd aan het worden in de veel te kleine ruimte voor zes man. Tijdens de hoogmis waren er blijkbaar evenveel soldaten in de kerk als kerkgangers. Het geschreeuw van de Moffen overdonderde het gehuil van de vrouwen en kinderen. De dienst werd in volslagen chaos beëindigd. Toen begon het zoeken een vrij ernstige vorm aan te nemen. Van overal in de kerk hoorden we het gevloek van de soldaten tegen de mannen die ze gevonden hadden en voor zich uit drijvend alsof het vee was. Het duurde vrij lang eer het in de kerk wat rustiger werd, maar buiten was het geschreeuw niet om te harden. Opeens een dreun met geweerkolven tegen onze tochtdeuren met het dreigement: ‘Kommen Sie heraus, oder ich schiesse’’, waarna een ander zei: “Ach quatsch Mann, da sind ja gar keine drin.” De benauwdheid nam begrijpelijkerwijs toe; een paar mensen kregen het zelfs zo benauwd dat we ze moesten ondersteunen en zo stil mogelijk op de grond lieten zakken. Het was inmiddels 13.00 uur geworden en ik stelde voor aan de anderen om buiten een kijkje te gaan nemen. Ik liet het luik openstaan zodat zij iets meer lucht kregen. Onder de toren was de hoofddeur. Daardoor keek ik naar buiten en ik had al meteen contact met een paar vrouwen die zich buiten bevonden en de aftocht maar aan moesten zien. Zij wenkten me dat ik nog moest blijven wachten totdat na zo’n tien minuten het kerkplein vrij van soldaten was. Ik kon tevoorschijn komen en vroeg aan de omstanders of zij even een sleutel wilden halen in de villa van Gielen die tegenover de kerk lag. Ik sprong over de muren van het kerkhof en liep naar huis om mijn aanwezigheid te melden. Daarna ging ik weer terug naar de kerk om de anderen te helpen. In de verte kon ik nog net de grote groep stumperds zien verdwijnen, geëscorteerd door die soldaten. De sleutel hadden ze niet kunnen vinden. Het moest blijkbaar zo zijn, want bij toeval drukte een van de mannen tegen de deur en deze bleek niet gesloten te zijn. Ze ging vrij gemakkelijk open. Dat we elkaar vreemd aankeken, hoeft bij deze niet vermeld te worden. Jammer genoeg heb ik maar een naam kunnen onthouden. Kneepkens, mijn wiskundeleraar, die elders aan een school stond. Na de nodige informatie bleek dat er ongeveer honderd mannen waren weggevoerd.

Uit de ‘Gids van Heythuysen, 30 april 1975’:

… mannen zoeken een schuilplaats in de toren. De afgesloten toegangsdeur wordt ingetrapt en haastig verbergt men zich boven de gewelven van de kerk of hoger in de toren. Zeven anderen houden zich verborgen in de bergkast naast de zij-ingang van de kerk en ontkomen aan deze mensenjacht. Zij die zich boven de gewelven en in de toren veilig waanden, werden helaas ontdekt en werden op transport gesteld naar Duitsland.

Waarschijnlijk waren het naast Eduard van Wegberg en Kneepkens ook Zef Frenken, Lei Sanders, Bèr Gubbels, Jan Cillekens en Theo Peskens, die zich in de bergkast van de zij-ingang verstopt hadden en wisten te ontsnappen.

Uit een artikel van Jacques Beelen in De Bössel no. 22 van mei 2018:

Vijf of zes mannen wisten aan de razzia te ontkomen. Een van hen was de toen 39-jarige Zef Frenken van de Kloosterstraat 41 (boomkweker). Zijn zoon Frans was als zesjarige met zijn moeder, die zwanger was, aanwezig in de kerk. Hij vertelt dat hij zich herinnert hoe Duitse soldaten de kerk binnenvielen om de aanwezige mannen naar buiten te drijven. Zijn vader wist echter met enkele mannen over het oksaal te vluchten naar de hoek van de kerk bij de zij-ingang. Daar lieten zij zich aan de achterzijde van het oksaal over de leuning en verder naar beneden in de kast naast de sluis van de zij-ingang zakken. Op de bovenkant van de kast lagen glazen platen om licht in de kast te laten. De platen hebben ze opzij- en weer teruggeschoven. Zef en de andere mannen verstopten zich en hielden zich muisstil; ook nog enige tijd nadat de hele operatie achter de rug was en de rust was weergekeerd. Een Duitse soldaat heeft nog met de kolf van zijn geweer tegen de afgesloten kast gestoten en geroepen dat als zich daar iemand verstopt had hij tevoorschijn moest komen. Nadat ze uit hun schuilplaats gekropen waren, vluchtte Zef dwars door de tuinen achter de huizen aan de zuidkant van de Dorpstraat en de Kloosterstraat naar huis. Hij klom over afrasteringen en heggen, stak de Stationsstraat over en kroop door greppels om thuis te komen. Eenmaal thuis maakte hij op de slaapkamer onder het bed enkele planken los. Door het gat kroop hij in de ruimte tussen de slaapkamervloer en het plafond van de onderliggende kamer. Aan de planken had hij iets bevestigd waarmee hij ze vast kon zetten wanneer hij in de schuilplaats lag. Daar hebben ze hem nooit gevonden, ook niet tijdens enkele latere razzia’s.

Ooggetuigenverslag  van Jacques Ottenheim: 

Theo Peskens zat ook in de kast en volgens hem ook Eduard van Wegberg. Ondanks de dreigementen van een Duitser dat hij door de deur zou schieten, moest iedereen op verzoek van Eduard zich muisstil houden. Dat liep goed af.

Ik (redactie: Jacques was toen 17 jaar) stond met enkele anderen o.a. Michel Nillesen (redactie: zoon van de veldwachter) in de kerk achter de half openstaande grote deur. Opeens zagen we dat buiten een machinegeweer stond opgesteld waar niemand bij was. We zijn toen met een rotvaart het ‘Niessensträötje’ ingerend en direct achter de fabriek naar rechts de tuinen in. De hele dag hebben we ons hier schuil en stil gehouden in een soort kippenhok achter Verschueren. Tegen de avond zijn we om de beurt voorzichtig op huis aangegaan. Ik heb me altijd afgevraagd of we hier met ‘une gooie Pruus’ te maken hebben gehad die ons de kans bood om te ontsnappen. Thuis ben ik tot de bevrijding op 15 november 1944, ondergedoken.

Uit het Dagboek van Toos Hamaekers:

Zondag 8 oktober 1944. Wat er toch vandaag gebeurd is, is haast met geen pen te beschrijven. We konden wel in de middeleeuwen leven met zo’n slavenhandel want dat is het. Maar laat ik ‘geleidelijk’ vertellen. Har (redactie: 24. Har Hamaekers) en ik gingen vanmorgen naar de vroegmis vanwege het oppikken. Toen we wilden uitgaan stond de Grüne Polizei voor de deuren en stormden de mensen weer terug. In eerste instantie dacht ik dat de toren zou springen, want die is geladen. Maar dat bleek spoedig anders; ze moesten alle mannen hebben van zestien tot zestig jaar. Ik zie Har nog over de kinderbankjes lopen met z’n bleek gezichtje. Natuurlijk zochten de mannen overal een schuilplaats. Het was een geloop van belang. Ik ging maar eerst naar huis om het te vertellen. Ondertussen ging de Polizei ook al de huizen af. Ze vroegen hier ook of er ‘Männer’ waren. Moeder zei dat ze in de kerk waren. “Oh schön, schön”, zeiden ze. Ze moesten een deken meenemen en boterhammen, want ze moesten een paar dagen werken. Ondertussen waren er al een paar mannen uit de kerk ontsnapt, ook Harrie van Tina (redactie: Tina ..??). Men zei dat Har er ook uit was, maar we konden het niet geloven. En gingen daarom met een deken, overall en een paar boterhammen naar het dorp. Daar hoorden we dat Har in het orgel zat en daar veilig zou zijn. We bleven maar afwachten. Maar om 11.00 uur kwamen ze met de zestien jongens die in het orgel zaten, aanzetten. En mee moesten ze, nuchter en wel. We hebben enkel nog de hoge schoenen en een paar lange kousen nagebracht. Hadden we hem toch z’n warme trui meegegeven! ’s Middags kwamen er nog verschillende mannen uit de kerk vrij; die hadden in de tochtdeur gezeten. Had Har daar toch ook gezeten!!

Maandag 9 oktober: Vanmorgen hoorden we dat de jongens in Horn aan het graven zouden zijn. Lène (redactie: zus van Toos) en de vroedvrouw (redactie: Toos Joosten) met een Rode Kruisband om waren naar Horn gegaan om eten te brengen. Te laat, ze waren gisteravond al over de brug gegaan.

Dinsdag 10 oktober: Vandaag zijn Lène en de vroedvrouw naar Roermond geweest. Ze gingen het kind van Vossen uit het ziekenhuis halen. Daarvoor hadden ze hier van een Duitse dokter een bewijs gekregen om over de brug te gaan. Die mof had daar nog wel een zoentje voor willen hebben. Wij hadden van alles klaargemaakt voor Har. Maar dat viel tegen! Op de eerste plaats moesten ze in Horn van 08.30 tot 12.00 uur ‘mertelen’ om over de Maasbrug te komen. Eindelijk mochten ze met een mof met een wagentje mee. Maar enkel naar het ziekenhuis. Daar hoorden ze toen het treurige nieuws dat de jongens op zondagavond naar Duitsland waren vertrokken.

Woensdag 25 oktober 1944: Twee jongens van Elshof (redactie: 62. Bèr Peters en 63. Piet Peters) waren zondag 22 oktober al hier. Er wordt verteld dat 107. Anselm van de Voort uit de Laan ook ontsnapt is. Hij was nabij Kaldenkirchen uit de trein gesprongen en toen een berg afgerold. Zeer gevaarlijk! Hij vertelde dat de jongens met vijfenveertig in een beestenwagen hadden gezeten. Een Franciscaan uit Baexem (redactie: Pater Anectus van Gendt uit Grathem) was meegegaan in burgerkleren. Van de Voort had tot nu toe in Maasniel gezeten vóór hij de Maas over kon. Men zei dat de Witte Garde de jongens hielp om over de Maas te komen.

De naam Van de Voort komt op geen enkele lijst voor van mannen die afgevoerd zijn naar Duitsland. Ook niet op de officiële namenlijst in het boek van Cammaert ‘Sporen die bleven’. Aangezien zijn verhaal is te vergelijken met dat van de gebroeders Peters (62. Bèr en 63. Piet Peters), die wel op de lijst staan en ook uit de trein naar Duitsland wisten te ontsnappen, is 107. Anselm van de Voort toegevoegd aan mijn namenlijst van gedeporteerden uit Heitse. Met ‘uit de Laan’ wordt de Hubertuslaan bedoeld. Het gezin Van de Voort werd door de Duitsers gedwongen te evacueren naar de H. Hartschool toen hun woning in 1944 in de frontlinie bij de Noordervaart kwam te liggen. Omstreeks 1950 werd de naam van de  Hubertuslaan veranderd in Notaris Ruttenlaan.

Uit het Dagboek van Riet Giesberts:

Zondag 8 oktober 1944: Om 08.00 uur ’s morgens omsingeling van de kerk door ongeveer vijftig Duitsers. Tussen 08.00 en 12.00 uur jacht op mannen van zestien tot zestig jaar in en rond de kerk. Om 11.30 uur vertrek van groep II en III waarbij vader (redactie: 21 .Willem Giesberts), broer (redactie: 20. Thieu Giesberts), 51. Paul Oijen, 47. Harrie In den Kleef en zijn zoon 48.  Theo In den Kleef, 19. Theo Gerritsen, 61. Ton Peskens.

Bij groep I: 1. Jan Adriaens, 64. Harry Prinssen, 6. Piet Bemelmans, 14. Gradus Crijns en Kehrens. (redactie: Deze Kehrens moet later ontsnapt zijn! Hij komt wordt in geen enkele namenlijst vermeld).

Meenemen: Wolldecke, Eszbesteck, Essen für 24 stunden. Broer 20. Thieu Giesberts nog meegegeven: Palmolive, handdoek en zalf.

Piet H. (redactie: Hendriks) is door hoofdingang ontsnapt met Riet en Michel N. (redactie: Nillesen, zoon van veldwachter). Wim (redactie: Giesberts 1926-2010) gewoon tussen Duitsers en gewone volk naar huis gewandeld.

Maandag 9 oktober 1944: Strooptocht naar Leveroy. Resultaat: melk, dertig eieren, boter en  stuk cake. In het vooruitzicht: een kaas, boter, eieren en aardappelen. Men zegt dat de mannen om 08.00 uur over de Maasbrug zijn gebracht en op de trein gezet met bestemming Wupperthal en Elberfeld. Om 18.00 uur briefje van sommigen: “Aangekomen.” Ik heb dat van 16. Pierre van den Eertwegh gelezen: “Liggen nog vóór de Maasbrug, moeten naar Duitsland.”

Dinsdag 10 oktober 1944: Men zegt dat de trein veewagens met ongeveer duizend gedeporteerden gebombardeerd is. Na drie uur wachten op het station hebben we weer hoop.

Woensdag 11 oktober 1944: Men zegt dat de gedeporteerden zondag om 14.00 uur ingeladen zijn en aan de grens op Engelse parachutisten gestoten zijn en terug naar Roermond gebracht zijn. Toos Joosten en Lène Hamaekers zijn gisteren in Roermond geweest. Hebben niets kunnen achterhalen. In Roermond weet niemand iets van eventuele gevangenen in Kloosterwand. Ik geloof niet aan het vertelseltje dat ze nog in Roermond zijn.

Vanmorgen begrafenis geweest van Piet Vossen van de Spikkerhoeve; neergeschoten in het bos en drie andere ‘Spikjongens’ meegenomen. Niets dan meisjes en vrouwen in de kerk; een ‘Stille H. Mis’. Er is geen paard meer voor de begrafenis (redactie: om de lijkenkoets te trekken). Oude mannen dragen de kist.

Thijs en Frans Driessen vertellen hun verhaal in ‘Rondom het Leudal nr. 116, artikel van Hugo Levels’. 

Thijs en Frans waren zonen van dierenarts Driessen. Zij woonden op de hoek Dorpstraat/Biesstraat tegenover de kerk. Nadat dierenarts Driessen overleden was, hertrouwde mevrouw Driessen met dierenarts P. Tacken. De heer Tacken bezat een illegale telefoon voor het verzet.

Frans Driessen vertelt: 

Enkele weken vóór de razzia hadden de Duitsers onze garage gevorderd om er een in beslag genomen bestelauto te stallen die men als ambulance gebruikte. Bij deze ambulance hoorde een chauffeur, Lehner genaamd. Hij kwam uit de omgeving van Frankfurt en was van mijn leeftijd: 19 jaar. Soms kreeg hij opdracht om uit te rijden, maar verder bracht hij veel tijd door in de garage op de binnenplaats achter ons huis, waar hij de motor onderhield en poetste. Ik had net mijn eindexamen gymnasium in Roermond gehaald en maakte graag een praatje met Lehner om mijn Duits in praktijk te brengen.

Thijs Driessen vertelt verder:

“De moffen zijn een razzia aan het houden”, riep mijn moeder naar boven, “ze halen de mannen uit de kerk.” Kijkend vanuit een bovenraam richting kerkplein zag ik groepjes mensen staan maar vooral zag ik voor de pastorie enkele Duitse militairen met een mitrailleur, waarvan de loop gericht was op het kerkportaal. Twee Duitsers, een met een Panzerfaust op zijn schouder, liepen in de richting van ons huis, gelegen aan de Dorpstraat/hoek Biesstraat. Mijn moeder riep naar boven dat we ons moesten verstoppen. Wij, dat waren vader Tacken, mijn broer Frans en mijn persoon, liepen de trap op naar de zolder. We waren amper daar aangekomen of de bel ging. Mijn moeder opende de voordeur. “Gibt es männer?” riep één van de Duitsers. Mijn moeder antwoordde dat haar man (vader Tacken) ‘Tierartz’ was en voor een spoedgeval op praktijk was. Zij duwden haar opzij en doorzochten de kelder en beneden- en bovenverdieping. Vervolgens ging een van hen naar de zolder. Wij hadden ons inmiddels teruggetrokken in een muurkast die zich bevond in een zolderkamer. Deze zolderkamer diende als laboratorium voor de vleeskeuringsdienst kring Heythuysen. Aangezien ons enkele dagen eerder was gemeld dat ‘Der Turm gesprengt werden soll’ (de toren van de kerk) had vader al het glaswerk, microscoop, cultuurbuizen en broedstoof op de vloer gezet. De mof keek door de openstaande deur van de kamer naar binnen, hetgeen wij door een spleet van de muurkast konden waarnemen. Toen hij al dat glaswerk zag staan, draaide hij zich om en doorzocht de rest van de zolder. Op zolder waren waslijnen gespannen waaraan beddenlakens hingen te drogen na een wasbeurt. Met de pantzerfaust liep hij tussen het wasgoed door en met het wapen zwaaide hij tussen de lakens. Dit alles konden wij vanuit onze schuilplaats door de spleet zien. Onverrichterzake ging hij naar beneden en moeder, die goed Duits sprak, kon de moffen met veel overtuiging naar buiten loodsen.

Frans Driessen:

Meteen na die bewuste razzia moest ik van mijn moeder onderduiken. Ik heb toen enige tijd bij onze buren, tandarts van Geldrop, onder de vloer gezeten. Soldaat Lehner kwam dezelfde ochtend nog ongerust aan mijn moeder vragen: “Wo ist der Franz?” Waarop mijn moeder antwoordde dat ik door de Grüne Polizei bij de razzia was meegenomen. Zij kon moeilijk wat anders zeggen! Lehner schrok hier erg van en sprong in de auto en riep dat hij zou gaan kijken en proberen om ‘der Franz’ mee terug te brengen. Hij is met zijn ambulance de kolonne gedeporteerden achterna gegaan. Is er vervolgens tot aan Roermond langzaam langs gereden om mij te zoeken en toen langs de andere kant van de lange rij weer terug naar Heythuysen. Hij heeft mij natuurlijk niet gevonden en ik heb hem nooit meer gezien. In mijn herinnering was Lehner “nne gooie Pruus”.

Aantekeningen uit het ‘Archief van Bèr Reijnen’:

Jan Derks: Lia In den Kleef haalde dameskleren. Tussen mijn zus en Lia in wandelde hij uit de kerk huiswaarts.

Piet Hendriks: door zussen op gelijke wijze uit de benarde positie bevrijd.

Piet Ottenheim en Frits Hendriks werden ook meegevoerd. Aan de Wingerdbrug, waar halt gehouden werd, pikten de Duitsers beiden uit de groep vanwege de te jonge leeftijd. Piet was 15 en Frits .. (redactie: 13?) jaar.

Sjra Kierkels: priesterstudent werd door kapelaan (redactie: Jacobus Th.) Reintjes van een toog voorzien. Die in sacristie aangetrokken en kon zo gekleed gemakkelijk weg. Toen was nog enig ontzag bij de Duitsers voor deze kleren.

Jan Hobus: meegevoerd tot aan de Maasbrug (redactie: Hatenboer). Teruggestuurd: te jong!

Vader Hobus (de kantonnier) ontkwam via Niesse-paedje (redactie: Luytersteegstraat) Hij en enkele anderen hielden de deur onder de toren dicht. Wachtpost erbij; die loopt op en neer. Zo weg. Laat mij in ‘Looiersgraefke’ vallen. Na grote omzwerving uiteindelijk aangekomen bij Sjeng van Lot (redactie: Van Horne, Walk). Eerst bij vallen van avond de Provinciale weg overgestoken. Daar zat Duitse post. Toen richting huis en ondergedoken tot daar iedereen geëvacueerd werd in verband met de frontlinie. Daarna thuis.

Louis Houben: werd meegevoerd. Liet zich in een greppel vallen.

62. Bèr Peters wist nog voor de trein de grens passeerde (redactie: in de buurt van Beesel/Reuver) op een onbewaakt ogenblik, toen de trein net voor een bocht vaart moest minderen, met een wandelstok de grendel van de treinwagon aan de buitenkant te openen en eruit te springen. Even later toen men geen schieten hoorde, zijn broer 63. Piet Peters en enkele anderen ook gesprongen. Ze moesten zich een poosje in een greppel schuilhouden om niet gezien te worden door de Duitse bewakers die op de trein zaten. Daarna in het nachtelijk duister, beducht voor Duitsers, via boerderijen, kippenhokken en hooi- en stro-schuren bij de Maas gekomen. Hier overgezet door een pastoor. Op een gegeven moment vertrokken naar Heitse. Echter Hoeve Elshof zat helemaal vol nazi’s waardoor ze een tijdje onderdak zochten/vonden bij M. Claessen (Petrols Ties). Pas toen de Duitsers vertrokken waren op 15 november 1944 (redactie: bevrijding van Heythuysen) konden ze weer naar huis, naar Elshof.

Bèr van de Schoor: Ik zat in die tijd met enkele anderen in het bos in een tentje. Die bewuste zondag was ik te laat voor de tweede H. Mis. Omdat het verhaal van een razzia zich als een lopend vuurtje verspreidde, ben ik natuurlijk ook niet naar de hoogmis gegaan. De knecht van Beelen (redactie: hoeve Groenenwoud), Harie Mooren is wel opgepakt. Hij was een ruige stevige ‘gestoekdje’! Nog vóór de grens (omgeving Belfeld) is hij uit de trein gesprongen en deed zo zijn voorspelling gestand. Op een avond hoorden wij iets buiten onze tent. Er liep iemand. Het was Harie! (redactie: nader onderzoek naar Harie Mooren moet uitwijzen of hij ook op de namenlijst, als opgepakt zijnde in Heythuysen, moet worden toegevoegd. Vergelijk situatie van 62. Baer Peters, 63. Piet Peters en 107. Anselm van de Voort.)

Vader Bèr Hannen had in het veld, ver achter de boerderij een gat gegraven. Daarin hielden zich zoon Harie en Louis Douven (van het orkest de Accordeonette uit Buggenum/Linne) zich verborgen. Op een dag kwam vader Hannen binnen met: “Ze kome Harie haole.” Door het veld liepen twee personen, niet in tenue, regelrecht naar de schuilplaats. Douven had de onraad in de gaten, kroop uit de ‘put’ en ontkwam. Harie werd geflankeerd door de ‘rechercheurs’ naar de boerderij geleid. Moeder Hannen, altijd als er plotseling iets spannends was, kreeg zij een soort beroerte, lag als dood op de grond. Bèr greep toen de ‘heren’ binnenkwamen de grote bijl en sprak dreigend zwaaiend met de bijl: “Moder ligkt dao al; d’n ieërste dae Harie get misduit, kumtj dernaeve te ligke!” Harie kon thuis blijven! Enkele dagen later echter werd Harie Hannen opgepakt en meegevoerd.

Ouwerkerk. Ook hij was op de bewuste 8 oktober in de kerk. Buitengekomen en daar staande gehouden, toonde hij de Duitse soldaten zijn pas. De soldaat knikte goedkeurend, gaf de pas terug en Ouwerkerk kon ‘gewoon’ door naar huis. “Hij was van de partij! “, zei  mijn informant. Aan dit voorval heeft zich menigeen mateloos gestoord.

Cees van Ouwerkerk werkte in de oorlogsjaren als huismeester op het klooster ‘De Kreppel’. Dit klooster was in 1942 al bezet door de Duitsers en in gebruik als meisjesinternaat. De dochter van Cees, Suzanne van Ouwerkerk werkte als onderwijzeres op deze school en gaf naailes. In november 1944 werd Cees op ‘De Kreppel’ door de Orde Dienst gearresteerd. Ook zijn vrouw werd later opgepakt en gevangen gezet, eerst in kamp Vught en later in het Huis van Bewaring te Maastricht. Al hun bezittingen werden na hun arrestatie opgeslagen boven de werkplaats van 31. Wulm Hermans. Beiden komen eind 1945 weer in vrijheid en worden dan onder toezicht gesteld van de Burgemeester van Heythuysen.

Verheijden Thei was een onderduiker afkomstig uit Beegden 15.3. bij de familie Meerts aan Caluna samen met… Ze deden er al het voortkomende werk. Drukte nabij de boerderij De Hèèmert (redactie: ??) lokte hen uit hun schuilplaats. Dit werd hen noodlottig. Met een dreigend: “Anschliessen!” werden ze gedwongen zich bij de andere opgepakte mannen uit de omgeving en Nederweert-Eind te voegen. Vanaf de kerk in Roggel werden ze afgevoerd.

 

Deze Thei Verheijden komt op geen enkele namenlijst in Heythuysen voor. Wel noemt Cammaert hem in ‘Sporen die bleven’ onder Beegden 15.3., maar niet als opgepakt zijnde in Heythuysen! Voorlopig heb ik Thei Verheijden opgenomen in mijn lijst van mannen die wel in Heythuysen zijn opgepakt onder nummer 106, totdat er meer duidelijkheid over hem is. Over de andere onderduiker die ook op dit adres is opgepakt, is verder niets bekend, alleen dat hij uit Groningen of Friesland zou komen. Nader onderzoek zal hier ook meer duidelijkheid over moeten geven.

Aantekening van Giel Derks: 

Mijn vader Jan Derks bevond zich met twee zussen in de kerk. Bij het verlaten van de kerk werden de jongens en mannen apart gezet voor de reis naar Duitsland. Ze mochten wel nog door familieleden voedsel en kleding laten halen. Zijn zussen gingen naar huis om daar voor te zorgen. Bij terugkomst hadden ze ook nog dameskleding en een damespruik meegebracht. Mijn vader die toen nog geen twintig jaar was, hulde zich in die kleren met de pruik en zag eruit als een jonge meid. Vervolgens liep hij te midden van zijn zussen de kerk uit. De Duitse soldaten hadden niets in de gaten, zodat mijn vader rustig naar huis kon wandelen, waar hij op de ouderlijke boerderij Den Hook werd ontvangen. Hij is ondergedoken in de bossen bij het latere K.I. Centrum.

Marlie Henderickx: mijn vader Wiel Henderickx is via de tuin van de familie Niessen kunnen vluchten. De broer van Wiel, 27. Tjeu Henderickx werd wel meegenomen.

Jos Schoenmakers: ..enkele broers Swinkels van mijn moeder Mien Swinkels (redactie: Zaal Swinkels Biesstraat) konden nog net op tijd vluchten, waarschijnlijk via de tuin van Niessen. Ze hebben toen de hele dag in een droge greppel gelegen. 72. Tei Swinkels is toen wel meegenomen.

Uit ‘Berichtenvoorziening in Oorlogstijd (B.V.O.)’: 

Deze illegaal gestencilde berichten omtrent het verloop van de oorlogshandelingen werden uitgegeven door de verzetsgroep Heythuysen onder redactie van P.W.D.F./Piet Joosten (gemeenteambtenaar), J.W.I. de Haan (alias W.J. van der Wal, afkomstig uit het Noorden) en Eduard/Eedje, E.H. van Wegberg (hoogspanningsmonteur bij N.V. Provinciale Limburgsche Elektriciteit Maatschappij) en werden elke dag verspreid in Heythuysen, Baexem, Roggel en Leveroy.

Maar dan kwam 8 oktober.

De donkere dagen van deze omgeving. Alle mannen werden meegenomen. De kerken werden door de Grüne Polizei omsingeld en alle aanwezige mannen werden meegenomen. Zij die uit de kerk wisten te ontkomen of zij die niet in de kerk waren geweest, kwamen nadien niet meer op straat.

Ten huize van Gubbels voltrok zich een drama, dat later een blijspel bleek te zijn. Hier zaten ondergedoken de heer S. (inspecteur van politie) en verder de heren Ton Berkhemer en de redacteur Van der Wal. Op een gegeven ogenblik was hier groot alarm. De Duitsers waren in de buurt en gingen overal de huizen binnen. In de slagerij bij Gubbels was een uitstekende schuilplaats in de rookkast. Om echter in die schuilplaats te komen, moest men eerst een geïmproviseerd laddertje opklimmen van 15 á 20 treden. S. ging als nummer één naar boven, maar bleek erg zenuwachtig te zijn. Hij was als het ware verstijft van schrik. Hij kon zijn voeten niet op de trede krijgen, sloeg met zijn armen in het wild en zodoende was het noodzakelijk hem te helpen. Zijn voeten werden één voor één op de sporten gezet, maar dat leverde natuurlijk grote moeilijkheden op. Door het zwaaien van zijn armen daalde een regen van roet over de helpers neer. Maar … S. kwam boven! De anderen volgden met de meeste spoed. Het was de hoogste tijd, want de Duitsers waren intussen in de slagerij aangekomen. De dames en de heren Gubbels waren nogal ongerust, want zij hoorden duidelijk het gestommel in de rookkast van de naar boven klimmende mannen en van het ophalen van de ladder. Gelukkig was het moffenbezoek spoedig afgelopen. De moffen hadden niets gemerkt. Het drama was achter de rug. Direct daarop volgde het blijspel! Toen Berkhemer en Van der Wal zich weer vertoonden, bleken zij nog zwarter te zijn dan rasechte negers! Bovendien was het zwarte goedje zo vet dat de heren Berkhemer en Van der Wal uren en misschien wel dagen bezig waren het roet van hun lichaam en uit hun haren te verwijderen. Het is jammer dat deze situatie niet op een foto kon worden vastgelegd. Ofschoon menig dorpsbewoner hier zeker om zou hebben moeten lachen, moet men er niet aan denken wat er gebeurd zou zijn, indien de Duitsers hen zo in handen hadden gekregen.

B.V.O. Tijdelijk stopgezet.

De moeilijkheden waren groot, want na de razzia’s van de Duitsers waren alle B.V.O.-mannen ondergedoken. Het verplaatsen van het grote stencilapparaat leverde moeilijkheden op omdat de mannen niet de straat op konden. Toen moest B.V.O. zijn werkzaamheden voor enkele dagen staken. Doch Lena Gubbels wist raad. Bij het Generalaat stond een klein stencilapparaat en aldra verschenen dan ook de kleine B.V.O.-blaadjes. Die begonnen steeds met enkele woorden zoals: “Wij vernamen … waarna dan in enkele zinnen het voornaamste nieuws werd geschreven. Dit duurde een dag of vier tot op zondag 15 oktober Joosten kon berichten: “We kunnen weer gewoon gaan draaien.” 

Op 22 november staakten Joosten en zijn compagnons de uitgave van B.V.O.

Uit ‘De Bössel no. 22 van mei 2018’: Vertellingen van Sef Caris, blz. 27:

Dhr. Verstegen van de Vlasstraat met zijn dochter was ook in de kerk. Zijn dochter had een heupfractuur en liep met een stok. Hij nam zijn dochter in de arm, pakte de stok en liep als een zwaar gehandicapte, ondersteund door de stok, langs de Grüne Polizei tot ze uit het zicht waren. Hij was vrij man. 

Ook Brentjens Driek is op deze manier uit de kerk gekomen. Driek had namelijk een mank been en door het op dat moment erger te laten lijken dan het was, ontsnapte hij aan deze razzia.

Uit ‘Mijn herinneringen aan de oorlog 1940-1945’ door Truus Theunissen-Lemmen:

Op 8 oktober 1944 moesten alle mannen uit Heythuysen vluchten om aan dwangarbeid te ontkomen. De Duitsers hadden op die dag heel wat mannen opgepakt tijdens de kerkdienst. Die mannen moesten gedwongen gaan werken in Duitsland. Pap (Leo Lemmen, Leveroyseweg) en oom Sjeng konden op tijd vluchten. Ze gingen met andere mannen uit het dorp achter het huisje van ‘Pieërke van de Baelebrook’ zitten. Daar stroomde de beek waarlangs veel riet stond. Ze konden zich er goed in verstoppen. Mijn vader (Leo Lemmen) die net als ik astma had, had het heel zwaar en het was vreselijk koud. Mam moest voor het vee en voor de vier jonge kinderen zorgen. De soldaten vroegen aan mij (Truus 1937) en mijn zus Mien (1931) waar onze pap was. Maar we vertelde het niet. Mam had ons verboden om het te vertellen. Mam sloot de deur altijd goed af als we een tijdje alleen moesten blijven. Zij ging dan stiekem naar de beek met brood en koffie. Mien en ik wisten overal van af. Gelukkig is mam altijd veilig thuisgekomen. De soldaten hebben het nooit gemerkt.

 

Uit ‘Lezing aan de hand van dagboekaantekeningen van…’ (redactie: wie??) tijdens Herdenking Bevrijding 5 mei 1980  

Zondag 8 oktober 1944

Voor het eerst de H. Mis om half acht. Na afloop stonden tot aller ontzetting zo’n vijfentwintig Duitsers aan de kerk, gewapend met mitrailleur en pantservuist. Alle mannen van vijftien tot zestig jaar moesten mee. Toen de eerste mensen na de mis naar buiten kwamen en de Duitsers zagen, vlogen ze in paniek weer terug de kerk in. Over de banken, onder de banken, in de biechtstoelen, in de sacristie, in het torentje, achter het altaar, overal waar maar mogelijk was zich te verbergen. Maar het mocht niet baten. Totaal 85 mannen zijn uit de kerk en later uit de huizen gesleurd.

Maandag 9 oktober zijn Lène Hamaekers en Toos Joosten (vroedvrouw) met een Rode Kruisband om naar Horn gefietst. Maar alle mannen zijn weg, waarschijnlijk naar Duitsland. Ontzetting en verbijstering overal. Om twee uur komt een wagen langs met zwaar bewapende moffen. Even later horen we schieten en knallen. Het is niet zo ver weg: Spikkerhoeve. Piet Vossen is neergeschoten. Dokter De Maat mocht er bij, maar een priester was niet nodig.

Dinsdag 10 oktober. 

Op straat geen man tussen de zestien en zestig jaar. Lène Hamaekers en Toos Joosten vanmorgen weer in druilerige regen naar Roermond. Ze moeten een kind ophalen uit het ziekenhuis. Om 8.30 uur aan de Maasbrug en om 12.00 uur mogen ze er pas over. Horen dat alle mannen en vaders van grote gezinnen weggevoerd zijn naar Duitsland. Dit sloeg in als een bom.

Woensdag 11 oktober.

Vandaag Piet Vossen van ‘t Spik begraven. Trieste uitvaart. Drie broers weggevoerd naar Duitsland en twee ondergedoken. Niemand op de begrafenis alleen één zus. Mannen van boven de zestig droegen de kist gemaakt door de oude Spoormakers, 79 jaar. Géén doodsprentjes, géén orgel, géén zangers. Alleen stilte. Niemand werkt; er zijn geen paarden, géén vee en géén mensen. Vandaag is het een maand geleden dat we zonder stroom zijn komen zitten. De kaarsen raken op. En het is om 19.00 uur donker. We horen alleen gebulder, maar géén berichten, géén nieuws, alles is uitgeschakeld, alles ondergedoken.

 

Uit het Dagboek van mevrouw M. Hooijer-Dubois, landgoed De Bedelaar: 

8 oktober 1944 Mensenjacht.

’s Morgens ging ik naar ’t Spik om melk te halen. Het was een schitterende morgen; de zon scheen en ik genoot van de mooie herfsttinten beschenen door de opkomende zon, alles was zo teer en in een zachte nevel. Bij ’t Spik trof ik een van de zoons en gaf hem het ondergrondse nieuwsblaadje. We spraken over politiek nieuws en ineens schrokken we, want daar kwam de Wehrmacht aan, weer dezelfde man met het litteken en enige soldaten. Het terrein werd omsingeld en er werd naar mannen gevraagd. Er waren er drie thuis, de andere drie waren naar de kerk (97. Harrie Vossen, 98. Frits Vossen en 99. Mathieu Vossen redactie). Ik vroeg gauw om de melk en wilde weggaan. Ik had de nieuwsberichten weer teruggekregen en stopte ze gauw in mijn jurk. Ik mocht echter niet weg en moest wachten. De mannen moesten warme kleren aandoen, dekens meenemen en eetgerei. Ze moesten mee. Het huis werd nog even doorzocht en een kijker die ze vonden, werd meegenomen. Ze gingen op weg naar Heythuysen. Toen mocht ik ook weg. Thuis waarschuwde ik dadelijk mijn zoon en logé die nog te bed lagen. We wisten niet wat er verder zou komen. Om elf uur kwamen de andere zoons van ‘t Spik ons vertellen dat ze de kerk in Heythuysen hadden bezet en alle mannen tussen zestien en zestig jaar hadden meegenomen; er was ook in alle huizen gezocht naar mannen. Verscheidenen waren er nog ontsnapt, sommigen waren in de verwarming gekropen en om elf uur op het kerkhof eruit gekropen. Zes hadden zich in een hele kleine ruimte verscholen, één was er flauw gevallen. Ook waren er als vrouw verkleed met mantel en doek om, ontsnapt. Huis aan huis werd gezocht, zelfs mensen die dachten dat ze vrij waren, werden opgepikt. In Heythuysen moeten vierhonderd man meegenomen zijn, waaronder ook de oud-burgemeester (redactie: 56. Leo Mertens) , die 59 jaar was. Zomergasten die in het Hotel Het Anker zaten en niet meer weg konden, doordat er geen treinen meer liepen, werden ook meegenomen!

De volgende dag tegen twaalf uur werd het rustiger en gingen de drie van ‘t Spik (redactie: Bèr, Drees en Piet Vossen) naar huis om te eten, terwijl ik hen aanraadde hier te blijven; ik had eten genoeg voor ze. Ze waren een kwartier weg, mijn zoon en logé waren juist thuis om te komen eten, toen we een vijftigtal schoten vlakbij hoorden, het leek wel achter de keet. Allen weer in de schuilkelder en toen ik het deksel dichtdeed, hoorde ik zelfs de Duitsers schreeuwen. Later bleek, waar we ook bang voor waren, dat de Duitsers nog niet weg waren. Toen de jongens op ‘t Spik waren, waarschuwde hun zuster dat er een Duitse auto op komst was. De jongens trachtten over de beek te vluchten. Een salvo van schoten werd op hen gelost. Op handen en voeten kruipend probeerden ze in het bos te komen. De oudste (redactie: Piet) werd dodelijk in de long getroffen; de twee anderen ontkwamen en waarschuwden de dokter en de priester. Deze kwamen dan ook aan voor de soldaten. De dokter werd gesommeerd de handen in de hoogte te houden; hij kon toch niets meer doen. De priester mocht de stervende niet bedienen. Toen de Duitsers bij het lijk kwamen, scholden ze hem uit voor al wat lelijk was. Ze waarschuwden de moeder dat haar zoon was aangeschoten en dreigden haar nog, wanneer de twee anderen zich niet zouden melden, zou het huis de volgende dag in brand gestoken worden.

De winter van 1944. Oorlogsherinneringen van Tjeu Theunissen, deel 1. 

In 1944 woonde de toen dertienjarige Tjeu Theunissen bij zijn oom en tante op De Busjop. In het pand was ook toen al een cafeetje gevestigd. Tjeu Theunissen woonde eigenlijk in Beegden, maar verbleef vanwege gezondheidsredenen in Heythuysen waar hij ook naar school ging. Zo idyllisch als het nu bij De Busjop is, was het waarschijnlijk in 1944 niet. De inmiddels negentigjarige Tjeu Theunissen emigreerde in 1955 naar Australië. Tjeu, die in Australië Matt genoemd werd, trouwde met een Australische en verdiende de kost met het telen van sla. Hij woont in Brisbane. De kerkrazzia op 8 oktober en de moord op Piet Vossen van ‘t Spik staan hem nog helder voor de geest. Zijn in het Engels geschreven herinneringen worden in dit artikel samengevat en vertaald weergegeven door Pieter Knippenberg.

8 oktober, de dag van de razzia.

Tjeu Theunissen: “Op een zondagochtend 8 oktober, een week na mijn dertiende verjaardag waren mijn oom Leo en ik op weg naar de kerk in Heythuysen. We ontmoetten een aantal mensen die naar de vroege mis waren gegaan. Ze vertelden ons dat de Duitsers de kerk hadden omsingeld en dat alle mannen tussen de zestien en zestig jaar oud naar buiten moesten komen, omdat ze ergens een paar dagen moesten gaan werken. Mijn oom keerde terug naar huis. Ik was pas dertien en klein van stuk en liep verder. Bij de kerk zag ik veel Duitse soldaten, een machinegeweer voor de ingang van de kerk en veel mannen die al in de rij stonden op straat. Een paar mannen probeerden weg te rennen maar toen ze dreigden te worden neergeschoten, staakten ze snel hun poging. Enkele mannen vroegen mij om naar hun huis te gaan om daar wat eten, dekens en eetgerei te halen. De opgepakte mannen vertrokken naar Duitsland. Na 8 oktober moesten alle mannen tussen zestien en zestig jaar die het geluk hadden niet bij de kerken te zijn opgehaald een vast onderduikadres vinden, zo ook mijn oom Leo. Als er Duitsers in de buurt waren, verstopte hij zich in een hok waarin hooi was opgeslagen. 

9 oktober, Piet Vossen wordt op de vlucht doodgeschoten.

De maandag na het weghalen van de mannen bij de kerk zaten we in de keuken. Net na het middageten hoorden we plotseling mitrailleur- en geweervuur vanaf de overkant van de beek. Mijn oom verdween snel naar zijn schuilplaats in het hooi. Mijn tante en ik renden naar buiten. Plotseling kwam een jonge kerel aanrennen. Hij was erg overstuur. Hij zei dat hij zijn neergeschoten broer had moeten achterlaten. Hij smeekte mijn tante naar de plaats te gaan waar zijn broer lag. Dat beloofde ze hem. Mijn tante gaf de jongen een adres in Heythuysen en wees hem een veilige route. Ik moest van mijn tante Trui direct een priester in Heythuysen gaan informeren. Zo'n vijf minuten later kwam er weer een jongeman aanrennen. Het was een broer van de vorige. Hij wist niet dat een van zijn broers dodelijk was geraakt. Ook hij kreeg van mijn tante te horen naar hetzelfde adres in Heythuysen te gaan. Mijn tante kwam als eerste bij de neergeschoten man. Er kon niets meer voor hem gedaan worden. Hij was in zijn hart geraakt en had veel bloed verloren. Zijn naam was Piet. Ik kan me geen namen van zijn broers herinneren. De Duitsers kwamen. Het had hen veel tijd gekost bij het slachtoffer te komen, omdat ze de lange weg over de brug hadden genomen. Ze vroegen mijn tante wat zij hier deed. Ze antwoordde dat ze de stervende man de laatste eer wilde bewijzen. Volgens de Duitsers hoefde ze zich geen zorgen te maken, omdat veel mensen stierven zonder God of de laatste sacramenten. Het duurde niet lang voordat de priester kwam. Mijn tante ging met hem mee om hem de weg te wijzen. Twee meisjes van een naburige boerderij waren in de buurt en bleven bij Piet tot hij overleed. Laat in de middag werd het lichaam naar mijn oom gebracht, er verzorgd en in het café opgebaard. Hij was geraakt door een enkele kogel. Het beeld van het gaatje in zijn borst staat mij nog helder voor de geest. Diezelfde nacht kwamen zijn twee gevluchte broers naar hem kijken.

Vossen van ‘t Spik

“Het gezin waar deze jongens vandaan kwamen, had zes zonen en twee dochters. Drie zonen (redactie: Harrie, Frits en Mathieu) waren de vorige dag bij de kerkrazzia meegenomen. De andere drie (redactie: Bèr Drees en Piet) zaten ondergedoken in de dennenbossen die aan alle kanten van de boerderij lagen. Die maandag dachten ze dat het veilig genoeg was om naar huis te gaan om een hapje te eten. Dat was het dus niet. De Duitsers kwamen en omsingelden de boerderij. Ontsnappen ging alleen via de achter de boerderij gelegen beek. Dat probeerden ze dan ook. Een van de broers werd neergeschoten toen hij al aan de overkant van de beek was. 

In de weken na de schietpartij wilden de Duitsers graag weten wat er met de twee broers was gebeurd die ontsnapt waren. Wanneer de moeder hun verblijfplaats noemde, zou er niets ernstigs met hen gebeuren. De oudste dochter werd verschillende keren naar mijn oom en tante gestuurd om de verblijfplaats van haar broers te achterhalen. Ze kreeg alleen te horen dat de jongens veilig waren en dat ze zich geen zorgen moest maken,” zo besluit Tjeu Theunissen deel 1 van zijn in het Engels opgetekend verhaal.

Bèr en Drees Vossen zijn uiteindelijk veilig ondergedoken bij de familie Sanders aan de Biesstraat. Piet Vossen is later door Frits Crijns, Graad Hanssen en Lei Vogels (van de Busjop) op een kruiwagen uit het bos gehaald en naar De Busjop gebracht. Op 11 oktober 1944 werd Piet begraven op het kerkhof in Heythuysen. 

Mat Verstappen vertelt het verhaal van zijn vader Lei Verstappen over de kerkrazzia (bewerkt door Pieter Knippenberg):

Mijn vader Lei Verstappen werd in 1925 geboren op een boerderij op de Kouk (nummer 11). De boerderij die eind jaren zestig afgebroken is, lag tussen de boerderijen van Gielen en Vestjens. Vanaf hun veertiende of vijftiende jaar werden kinderen van boeren die het niet breed hadden, nog al eens te werk gesteld als knecht of als dienstmeid bij andere boeren om zo het eigen gezin financieel te ondersteunen. Dit overkwam ook Lei Verstappen die voor zestig gulden per jaar inclusief kost en inwoning te werk werd gesteld als knecht op boerderij Waerenberg te Horn.

Iedere zondag nadat hij de paarden gevoerd had, liep hij naar de kerk in Heythuysen. Zo ook op de dag van de razzia. Lei was wat aan de late kant om het begin van de mis nog te halen, maar stapte flink door om niet al te veel van de dienst te missen. Tussen de brug (redactie: Wingerdbrug) en de toenmalige bebouwde kom kwam een vrouw uit de richting van het dorp aangesneld. Van zijn verhaal is mij de naam Dings en ‘t Spik bijgebleven. “Weg, weg!”, riep ze er zijn Duitsers in of bij de kerk. Of de razzia al begonnen was of aanstaande was, weet ik niet. Ze wees mijn vader richting de landerijen zodat hij niet ontdekt zou worden. Na tijdje langs de beek (redactie: Tungelroyse beek) te hebben gelopen, moest hij een keuze maken: terug naar de brug lopen met het gevaar gezien te worden of door de beek naar de andere oever gaan. Hij kon niet zwemmen maar is zeven doden gestorven om door het water aan de andere kant van de beek te geraken.

Terug op de Waerenberg besloot hij met een aantal andere mensen onder te duiken. Een daarvan was Theu, zijn broer die daar ook knecht was of er vaker kwam. In allerijl zijn ze gevlucht naar de bossen die aan de overkant liggen tussen het sanatorium in Horn en Baexem. In een gat in de grond, bedekt met takkenbossen hebben ze een aantal dagen of zelfs weken doorgebracht. Aanvankelijk met vier personen, later kwamen er nog een paar mannen bij voor een aantal dagen. Uit angst dat ze werden ontdekt, is ome Theu nog teruggegaan naar de boerderij om een revolver te veilig te stellen, zodat de boer van Waerenberg niet in de problemen zou komen. Hij had dit wapen verstopt tussen de stropoppen onder de dakpannen.

Wanneer mijn vader vertelde over wat hij destijds had meegemaakt, zei hij vaak dat iemand zich in de kerk had verstopt onder de rok van zijn grootmoeder. Een ander persoon kroop in een nis ergens in de toren bij het orgel. Tot aan zijn dood in 1993 heeft mijn vader panische angst gehad voor water. Hij kon immers niet zwemmen, maar op de vlucht had hij geen andere keuze dan door het water te gaan om zich zelf in veiligheid te brengen.

Sjra Theunissen uit Beegden vertelt het verhaal van Jan Jacobs uit Heythuysen die ten tijde van de Grote Kerkrazzia op 8 oktober 1944 als jong knechtje op de boerderij van de familie Theunissen woonde. Dit verhaal dat rond 2010 opgetekend werd, is destijds gepubliceerd in een uitgave van de Heemkundevereniging Beegden en herschreven door Pieter Knippenberg:

De Kerkrazzia

Op 8 oktober 1944, die beruchte zondagmorgen, zat ik met mijn moeder in de kerk. Mijn vader verzorgde het vee en Jan Jacobs, onze hulp had de koeien gemolken. In de kerk werd door de kapelaan voorgelezen dat alle mannen en jongens van zestien tot zestig jaar met de Duitsers mee moesten om in Duitsland te gaan werken. Toen wij thuis kwamen vertelden wij vader wat we gehoord hadden en dat hij zich schuil moest houden. Hij heeft zich toen verstopt in de dorsmachine. Onze hulp Jan was echter spoorloos. Hadden de Duitsers hem meegenomen? Ik was elf jaar oud en werd naar de verzamelplaats van de opgepakte mannen aan de Eindstraat gestuurd. Daar zag ik Jan Jacobs; hij was inderdaad opgepakt. De Duitsers hebben hem daarna met de andere opgepakte mannen richting Roermond afgevoerd en we hebben daarna niets meer van hem gehoord.

Ausweiss in schoen

Na de bevrijding in mei 1945 kwamen de meeste mannen en jongens terug uit Duitsland. Daarbij was ook een oom van ons. Hij vertelde dat Jan Jacobs die 16 jaar oud was, bij het vertrek in oktober kort voor de Maasbrug in Roermond, zijn Ausweiss (redactie: pas) in zijn schoen verborg en naar de Duitsers liep. Hij zei dat hij pas vijftien jaar oud was en vroeg waarom hij mee moest. Jan kreeg toen toestemming om samen met een andere jongen, ene Looijen uit Heythuysen, naar huis te gaan. Hij is toen naar zijn ouders in Heythuysen gegaan. Wij zijn later geëvacueerd en pas in maart 1945 weer naar Beegden teruggekeerd.

Huys Waerenberg

In december 2009 werd een open dag gehouden op de voormalige boerderij Waerenberg die ondertussen een woon- en zorgvoorziening geworden was. Omdat deze boerderij lange tijd werd beheerd door een broer van mijn vader, besloten we daar een kijkje te gaan nemen. We raakten op Huys Waerenberg toevallig in gesprek met iemand die een broer van onze vroegere knecht Jan Jacobs bleek te zijn. Jan bleek in Someren te wonen en was al vijftig jaar getrouwd. We wisselden adressen uit en schreven hem een brief. Twee dagen later hadden we telefonisch contact met elkaar. We hebben elkaar over en weer bezocht waarbij oude herinneringen werden opgehaald. Jan Jacobs is vijf jaar geleden overleden.”

Uit het ‘Memorieboek 1929-1971’ van pastoor C.W.J. Boymans van de H. Nicolaasparochie Heythuysen over de Tweede Wereldoorlog: 

Op zondag 8 oktober werd door de Duitse soldaten die ons land nog bezet hielden, ’s morgens na de eerste H. Mis de kerk omsingeld om alle mannen van zestien tot zestig jaar naar Duitsland te deporteren en daar te werk te stellen. Dit gebeurde ook na de twee volgende Heilige Missen. Ruim tachtig mannen en jongens werden opgepikt en tegen de middag weggevoerd; zelfs verschillende vaders van grote gezinnen. Zij werden overgebracht naar een kamp te Lehrte bij Hannover; daarna over verschillende plaatsen verspreid en volgens hun beroep daar aan het werk gezet, onder andere in Viersen en in Solingen. 

Wat er verder met hen zal gebeuren, weet Onze Lieve Heer alleen. Wij bidden en hopen dat zij allen eens behouden naar Heythuysen mogen terugkeren. Dit is, behalve de tien doden die tijdens de oorlog op de dag der bevrijding van Heythuysen door de Engelsen op 15 november 1944 gevallen zijn, de grootste ramp die Heythuysen getroffen heeft.

Aantekeningen van Truus Peskens-Swinkels over 8 oktober: 

“Toen de Duitsers de kerk inkwamen, ontstond er paniek; overal zag je mannen wegvluchten. Tot 12.00 uur in de ochtend hebben de Duitsers de kerk doorzocht en iedere keer werden er weer mannen gevonden. In totaal zijn zes personen niet gevonden. Het is ongelooflijk dat zoveel mannen zich binnen zo’n korte tijd nog konden verschuilen. Geen mens is de rest van de dag bij ons thuis in het café geweest; de hele dag is bedorven. We hadden in het café voor het eerst deze zondag geen bier meer, dus hadden we toch niets kunnen verkopen. Het werd zo stilaan tijd dat de Engelsen ons kwamen bevrijden.” 

De mannen in de toren van de kerk in Heythuysen werden bij het doorzoeken van de kerk ontdekt. In totaal zouden in Heythuysen 86 mannen worden meegenomen. De volgende dag kwam een officier van het ‘Sprengcommando’ en zag de opengetrapte deur naar de toren. Woedend stelde hij pastoor Boymans hiervoor aansprakelijk. Hij noemde het sabotage en bevestigde aan de achterkant van de deur explosieven om te voorkomen, dat men opnieuw de toren zonder toestemming zou betreden. Vreemd genoeg zouden deze explosieven zes weken later de kerk van de ondergang redden.


 4. Hoe de kerktoren van Heythuysen behouden bleef

Hierna volgt een aantal verhalen waarom de kerktoren van de H. Nicolaaskerk in Heythuysen op 15 november 1944 niet is opgeblazen en volledig in tact is gebleven.

Uit het parochieblaadje H. Nicolaas van november 1994:

Dinsdag 15 november 1994 is het vijftig jaar geleden dat Heythuysen bevrijd werd. Wij willen ook als parochie deze dag niet zonder meer voorbij laten gaan. Misschien is het goed om nog eens in herinnering te brengen wat zich op 15 november 1945 afspeelde en hoe het kwam dat onze kerktoren behouden bleef.

Eind september 1944 werd er door de bezetter 52 kg springstof in de toren aangebracht en pastoor Boymans kreeg ten strengste bevel de toegangsdeur tot de toren gesloten te houden. Op zondag 8 oktober, een donkere dag in de geschiedenis van ons dorp, werd tijdens de diensten de kerk omsingeld en alle mannen tussen zestien en zestig jaar opgepakt. Enkelen vluchten de gewelven op en forceren de deur naar de toren. Als de bevelhebber van het Duitse ‘Sprengcommando’ de vernielde deur ziet, is hij woedend en verwijt de pastoor sabotage en zegt dreigend: “Der Erste der jetz noch in dem Turm hinauf geht, kommt nicht mehr lebendig heraus”. Later blijkt dat hij aan de achterkant van de deur een booby-trap heeft aangebracht. Als het bevrijdingsleger in de morgenuren van de vijftiende november Heythuysen nadert krijgt een ‘Sprengcommando’ opdracht de beide molens, de kerktoren en de Koukerbrug te laten springen. Tegen half tien wordt de molen aan de Kloosterstraat opgeblazen. Omdat iets niet in orde is met de springlading onder de Koukerbrug blijft deze behouden. Nu is de toren aan de beurt. Het is intussen half twee in de middag. De omwonenden is aangeraden in de kelders te gaan en men wacht gespannen af. Haastig gaan de Duitsers de toren in, niets wetend van de eerder aangebrachte Booby-trap en openen de toegangsdeur tot de toren. Onmiddellijk volgt de ontploffing, waardoor een van de soldaten een hand wordt afgerukt. Hevig geschrokken verlaten zij met de gewonde de toren en zoeken hulp. Aan de toren wordt niet meer gedacht. Ook het 'Sprengconmmando’ aan de Sint Antoniusmolen moet het begonnen werk staken. Er is geen tijd meer. Een half uur later vallen enkele Engelse granaten in het dorp en om vier uur ’s middags ziet heel Heythuysen de lang verwachte bevrijder.

Eduard van Wegberg vertelt:

Na 8 oktober werd aan mij, Ed van Wegberg gevraagd of ik niet iets kon doen om de kerktoren niet te laten springen. Niet alleen de toren en de kerk, maar heel de directe omgeving kon wel eens in een puinhoop veranderen. Ik heb hier weinig op gezegd, maar des te meer nagedacht, want al die slierten lont waren voor mij een doorn in het oog. Daar bleef het ook voorlopig bij.

Eduard van Wegberg geboren op 14-5-1916 in Echt en overleden op 24-5-1996, was een van de belangrijkste mannen uit het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog in de regio Heythuysen, Haelen, Roggel en Neer. Op 18 november 1994 werd in het centrum van Heythuysen een plein naar hem genoemd: ‘Eduard van Wegbergplein’.

Uit ‘Berichtenvoorziening in Oorlogstijd’:

De Duitsers hadden besloten de kerk van Heythuysen op te blazen. De nodige springstof was aangebracht. We wilden het hele geval onschadelijk maken. Hiervoor hadden we echter de sleutel van de kerk nodig. De pastoor (redactie: Boymans) dacht er niet over de sleutel af te geven. Het gelukte echter om de huishoudster van de pastoor over te halen, de sleutel een paar uur af te geven. Zo gebeurde! Eduard van Wegberg maakte de sleutel na en gaf hem daarna snel terug. De pastoor wist van niets! Zo kon Eduard van Wegberg zorgen dat de kerk van Heythuysen gespaard bleef.

Uit artikel ‘Tevergeefs gewacht!? Een kerk bleef behouden’ van Bèr Reijnen in Rondom Het Leudal, juli 1985 nr. 37/38:

Voor de tweede keer die dag (redactie: 15 november 1944) worden de omwonenden van de kerk gewaarschuwd. De toren zal worden ‘gesprengt’ binnen tien minuten! Vol spanning en schrik worden de schuilplaatsen opgezocht. “In den kelder wachtten wij het grote, verschrikkelijke gebeuren angstig af; de granaten vlogen en floten van beide kanten”, schrijft pastoor Boymans op 7 december 1944. “Na een paar uren, dat het schieten niet meer zoo hevig was, kwamen wij buiten, en tot ons aller grote verwondering en blijdschap stond de toren nog ongeschonden overeind.…Mij dunkt, wij hebben in den hemel een bijzonder goede Beschermheilige en Voorspreker of Voorspreekster gehad, door Wie(n) onze kerk zoo opvallend is gespaard gebleven”. Door welke menselijke hand of handen of door welke samenloop van omstandigheden die Heilige dit, voor de parochiegemeenschap zo belangrijke feit, heeft bewerkstelligd, is noch de pastoor noch zijn parochianen geheel duidelijk geworden!”

“Allein mer ein pufke rouk”

Op het kerkplein stopt om 13.00 uur een kleine Duitse auto. Er stappen drie soldaten uit. Ze gaan haastig de huizen af. “Weg, raus der Turm geht!” Deze keer is het dus gemeend. Samen gaan de drie Duitsers door de zijdeur de kerk binnen. Korte tijd later klinkt vanuit de toren een doffe knal. Tegelijkertijd schiet een felle steekvlam door een der galmgaten naar buiten. Enkele ooggetuigen zien “allein mer ein pufke rouk” uit de toren komen. Wat er gebeurd is, weet op dat moment niemand. Maar dan komen de soldaten naar buiten. Een van hen wordt gedragen. Hij is zwaargewond. Naast de trap wordt hij, half liggend tegen de kerkhofmuur neergezet. Hij bloedt hevig. Zijn rechterhand is afgerukt, de linker danig verminkt. Door zijn kapotte broek is een bebloed bovenbeen zichtbaar. Een van zijn makkers heeft de afgerukte hand met de handschoen bij zich. Naderhand gooit hij ze over de kerkhofmuur. Hier wordt ze enige dagen later door koster Beeren gevonden en begraven. Twee op de fiets passerende Fallschirmjäger worden onder luid geschreeuw gedwongen hun overhemd aan repen te scheuren. Hiermee wordt op beide armen van de gewonde een knevelverband aangelegd. Omdat voor het leven van de gewonde Duitser wordt gevreesd, denkt onze kroongetuige aan een priester. Bij To Hamaekers (thans Wijnhandel Storms-Mertens) is een pater Franciscaan uit Weert geëvacueerd. Met de pater bij de drie soldaten gekomen, wordt hen toegesnauwd: “Wo die Wehrmacht ist, braucht man keine Geistlichkeit!” Het Engelse granaatvuur is intussen van richting veranderd. Vlogen eerst de granaten langs en over de kerk heen, nu vallen ze dichterbij. Op het moment dat één der nietgewonde Duitsers zijn Panzerfaust op de toren richt, ontploft een granaat in het dak van zadelmakerij Houben (redactie: thans Café ‘t Sinterkläöske). Hij kiest voor zijn leven en staakt zijn kwade plannen. Ieder zoekt dan ook snel een veilig heenkomen. Ook de Duitsers; zij gaan richting Walk. Daar, in Café Simons (redactie: nu Café Tom Tom) in de kelder, te midden van het gezin en buurtgenoten, verleent dokter Jaspar eerste hulp.

In gedachten terug naar de kerktoren: 

Die knal en die steekvlam: er is beslist iets fout gegaan! Daardoor is de kerktoren behouden gebleven. Maar wát is er dan mis gelopen? In het memorieboek van pastoor Boymans d.d. 7 december 1944 vinden wij een antwoord: “De Duitser die den toren weken van te voren geladen had, had ons gezegd: “Der Erste, der jetzt noch in den Turm hinaufgeht, kommt nicht mehr lebendig heraus.” En zó is het daadwerkelijk gebeurd; de Duitser, het was een andere dan die hem geladen had, ging in de toren om hem te doen springen, maar het gelukte hem niet en door een kleinere ontploffing werd hij toen zelf in de toren gedood (redactie: De Duitser werd niet gedood maar zwaar gewond. De pastoor had dit alleen van horen zeggen!) 

Een andere verklaring: 

De toren was geladen met tweeënvijftig kg dynamiet. Tot op de dag van het laden had Eduard van Wegberg de opdracht om tweemaal per dag het torenuurwerk op te winden. Hij kende dan ook de toren als geen ander. Op zesentwintig plaatsen vond hij staven springstof. Een voor een ontdeed hij ze van het ontstekingsmechanisme. Om te voorkomen dat dit werk ontdekt zou worden, werd naderhand door de Heitser verzetsgroep de toegangsdeur in de toren ‘beveiligd’. Natuurlijk was het ‘Sprengcommando’ hiervan niet op de hoogte en wachtten de omwonenden, gelukkig tevergeefs, op het roemloze einde van de kerktoren.

De genoemde ooggetuige in het verslag van Bèr Reijnen was mevrouw E. Houben-Gubbels. Zij was net een half jaar getrouwd toen haar man 38. Harrij Houben op 8 oktober op transport naar Duitsland werd gesteld. Zij woonde vlakbij de kerk in het huidige Café ‘t Sinterkläöske. Op het kerkplein heeft zij als enige alles van nabij kunnen volgen wat er allemaal op  dag van de bevrijding rondom de kerk gebeurde. 

Reactie van Eduard van Wegberg op artikel van Bèr Reijnen in Rondom Het Leudal, mei 1986 nr. 41:

Het artikel over het behoud van de kerk lezende, kon ik het onderhoud hierover met de heer Reijnen maar deels terugvinden. Het antwoord van de heer pastoor Boymans in zijn memorieboek op blz. 50 en 51 is volkomen juist, helemaal juist. 

De gevolgen van mijn werk, want de toren zou nooit springen, had ik helemaal in handen van de Voorzienigheid gegeven. Ik heb volledig vertrouwd op mijn gebeden die ik dagelijks tot de Moeder Maria richtte. En niet zoals staat beschreven beveiligd door onze verzetsgroep, want geen van onze groep was van deze onderneming op de hoogte. Wel stond er een dubbele Duitse wachtpost aan iedere kerkdeur. Om deze heren die laatste nacht te kunnen omzeilen, want ik wilde mij nog even overtuigen van de gang van zaken, heb ik ruim twee uur nodig gehad van mijn huis tot aan de kerkdeur, ongeveer 150 meter. Wat ik toen heb meegemaakt is een verhaal op zich. De eer blijft dus helemaal aan de Duitsers, want door een boobytrap aan de bovenste deur te bevestigen, hebben zij zichzelf de pas afgesneden. 

Uit de ‘Memoires van Eduard van Wegberg’: 

Pastoor Boymans had een vermaning gekregen van een Duitse officier en maakte dit vanaf de preekstoel duidelijk aan de mensen. Wie nog eenmaal in de kerktoren durfde te komen, kwam er niet meer ‘lebendig’ uit. Deze woorden heeft onze pastoor letterlijk gebruikt. Begrijpelijkerwijs heeft dit mijn nieuwsgierigheid erg geprikkeld en toch was ik gerust gesteld. Ik had het volste vertrouwen in mijn gebed dat ik elke avond of nacht, het lag geheel aan mijn thuiskomen, al maanden lang heb ik gebeden op de knieën voor de beeltenis van Onze moeder Gods. Vanzelfsprekend heb ik dit volgehouden en zeker tot de dag van de bevrijding. Het grote geheim tussen Moeder Maria en mij is nooit bekend gemaakt en zal ook nooit bekend gemaakt worden. Dit neem ik mee in het graf. Toch heb ik nog éénmaal een avontuur beleefd; het was daags voor de overgave. Ondertussen werd de kerk vierentwintig uur per dag bewaakt door twee of driedubbele posten. Zeker weet ik echter dat er minstens twee dubbele wachten aanwezig waren, toen ik ondanks alles nog een bezoek aan de toren wilde brengen. Zoals gezegd, voor de bevrijding begaf ik me naar de kerk, maar ik had meer dan twee uur werk om van mijn huis tot aan de kerkdeur te komen. Op zo’n ogenblik waren de Duitsers te vergelijken met aangeschoten leeuwen. En met dit idee steeds voor ogen, moest ik luisteren waar die knapen zich bevonden. Want gelukkig was het behoorlijk donker. Het was te verwachten dat er wel eens een praatje met hun collega’s bij de andere ingang gemaakt zou kunnen worden. Toen dat inderdaad gebeurde, ben ik over het muurtje gesprongen en maakte vlug met mijn zelfgemaakte sleutel de zijdeur open en ook gewoon weer dicht. Na even geluisterd te hebben van buitenaf, begaf ik me zo stil mogelijk naar de deur waar de trap naar boven zich bevond. Deze trap leidde naar het koor. Toen ik bijna aan de deur was gekomen, er iets vreemds door me heen. Ik kreeg zelfs de neiging achter me om te kijken, wat toch eigenlijk belachelijk was. Dus ging ik weer verder, maar ik was op dat moment totaal van streek doordat ik merkte dat er iets vreemds door me heen ging. Ik kreeg het gevoel of er een hand op mijn schouder werd gelegd. Resoluut draaide ik me om en dacht geen seconde meer aan de toren. Een verklaring kan ik de lezer zeker niet geven. Toen niet, nu nog niet en zeer waarschijnlijk zal dit wel zo blijven. Ondanks het gevaar dat mij buiten opwachtte, ben ik via dezelfde weg, maar veel vlugger, thuisgekomen. 

’s Anderdaags begon het offensief vanuit Leveroy. De Engelsen beschoten ons dorp. Zowel links als rechts kwamen de granaten in de tuinen en op de akkers terecht. De mensen waren er reeds voor gewaarschuwd dat de kerktoren die dag in de lucht zou vliegen. Domweg stond ik te luisteren naar het steeds dichterbij komende geschut, toen ik een lichte plof hoorde vanuit de kerktoren. Een stofwolk was alles wat er te zien was. Tegen de avond kwamen de bevrijders sluipend langs de huizen. 

 


 5. Namenlijst van de gedeporteerden naar Duitsland

Wie zijn op deze lijst opgenomen? 

Alle mannen en jongens die opgepakt werden tijdens de razzia op 8 oktober op het grondgebied van de toenmalige gemeente Heythuysen en die gedeporteerd werden vanuit Heythuysen of Roggel naar Nazi-Duitsland. Aangezien Heibloem in 1944 nog geen zelfstandig kerkdorp was, maar verdeeld was over vier gemeenten, gaf dit wel eens verwarring. Bovendien zijn op deze lijst ook de mannen vermeld die in Heythuysen zijn opgepakt terwijl ze inwoner waren van een andere gemeente, hier ondergedoken waren of als knecht werkzaam waren. Ook de opgepakte schippers die op schepen op de Noordervaart tussen Nederweert en Helden-Beringe voeren en wier schepen tot zinken gebracht waren, staan vermeld. Door deze verschillende uitgangspunten  worden er in de dagboeken van de gedeporteerden vaak verschillende aantallen genoemd. Op het monument bij de parochiekerk staat: “Uit Heythuysen werden 101 personen gedeporteerd. Van hen overleefden  2 mannen de oorlog niet”. In de officiële namenlijst in het boek van Cammaert “Sporen die bleven” worden 105 namen genoemd, als zijnde opgepakt op het grondgebied van de toenmalige gemeente Heythuysen.

In mijn ‘concept’ namenlijst komen in nu totaal 107 voor, waar vervolgonderzoek naar wordt gedaan. Naast de familienaam, doopnamen, roepnaam, zijn zover mij bekend, eveneens de geboortedatum, overlijdensdatum, toenmalig woonadres en beroep en verblijfplaats of tewerkstelling van de gedeporteerde in Duitsland vermeld. De jongsten op deze namenlijst zijn net 17 jaar: 99. Mathieu Vossen, 105. Wim Suntjes en 48. Theo In den Kleef en de oudste 56. Leo Mertens met 59 jaar. Drie mannen wisten op weg naar Duitsland uit de rijdende trein te springen en zo aan dwangarbeid te ontkomen. Dit waren 62. Bèr Peters, 63. Piet Peters en 107. Anselm van de Voort. Twee mannen overleefden de oorlog niet: 3. Harrie Beckers en 90. Wiel Hendriks. Harrie overleed op 8 april 1945 aan de gevolgen van een aanrijding met een voertuig uit een militaire colonne in Asendorf op zijn terugreis vanuit Schweringen naar huis. Wiel stierf op 10 maart 1945 in het Arbeitserziehungslager Lahde (redactie: heropvoedingskamp), Landeskreis Minden aan de gevolgen van longontsteking en ondervoeding.

Ook is van elke persoon een persoonskaart/dossier gemaakt met alle tot nu toe bekende gegevens: personalia, documenten, foto’s, dagboek en andere verhalen.

Download hier de namenlijst versie februari 2023.


 6. Klikkaart 1: woonadres van de 1944 gedeporteerden

Op deze eerste klikkaart geven donkerrode stippen met een nummer, corresponderend met het nummer op de namenlijst, het woonadres in 1944 aan van de opgepakte mannen binnen de gemeente Heythuysen. Door op een stip te klikken opent men een venster met daarin een link naar de persoonskaart/dossier van de betreffende persoon en - indien aanwezig - een (pas)foto uit deze periode en een foto van zijn woonsituatie.

Klikt men op het rechthoekje rechtsboven op deze kaart, dan opent zich een grotere versie waarin men heel gemakkelijk bepaalde nummers kan aanklikken in de kolom links. Dit is een handige manier om informatie te zoeken over een bepaalde persoon. 

Het ligt in de bedoeling hier alle documenten, foto’s en verhalen die betrekking hebben op de Grote Kerkrazzia die we nog ontvangen, aan het dossier van de betreffende persoon toe te voegen en zo beschikbaar te houden voor volgende generaties.


 7. Deportatie naar Duitsland

7.1 De Treinreis

Om 17.30 uur wordt onder gewapende escort de massale voettocht vanaf het verzamelpunt Hatenboer voortgezet en steken de mannen de Maas over. Om ongeveer 18.30 uur komen ze aan op het station in Roermond waar vee- en goederenwagons klaar staan. Als vee worden ze de perrons op gedreven en als haringen in een ton de wagons ingeperst; in sommige wagons wel met zestig man. Omstreeks 20.00 uur worden de deuren van de wagons vergrendeld en zet de trein zich in beweging richting Venlo. 

Bij de eerste stop in Reuver komen er nog enkele mannen uit de gemeente Heythuysen bij. Zij waren opgepakt in de buitengebieden Stokershorst, Caluna en Heibloem. Hier begon de razzia bij boer Hendriks op de Mariahoeve waar twee zonen en een knecht werden meegenomen. Ook wordt tijdens de H. Mis het evacuatiekamp omsingeld en worden de aanwezige mannen en drie broeders afgevoerd. Deze dorpsgenoten zijn samen met mannen uit Roggel, Leveroy, Nederweert-Eind en het geroofde rundvee samengedreven op het plein voor de H. Petruskerk in Roggel. De drie broeders moeten hier vrijgelaten worden. Omstreeks half drie ’s middags gaat de rest in een lange stoet richting Ophoven, Neer en Kessel en steken groepsgewijs de Maas over. Te voet gaat het verder naar het stationnetje van Reuver waar de trein uit Roermond inmiddels gereedstaat. 

Ook op de volgende stations te Belfeld en Tegelen worden steeds nieuwe groepen mannen afkomstig uit Midden- en Noord-Limburg ingeladen. De Duitse Nazi-bewakers delen hierbij regelmatig rake klappen uit als het niet snel genoeg naar hun zin gaat. Omstreeks 21.30 uur rolt de trein het station Venlo binnen. Om 22.30 uur zet de trein zich weer in beweging en verlaat Venlo en Nederland. Enkele beginnen het lied ‘Vaarwel mijn dierbaar Vaderland’ te zingen. De meeste vallen in. Daarna wordt het een tijd lang stil. Ieder zit met zijn eigen gedachten. Opeens begint iemand de rozenkrans te bidden en iedereen bidt hardop mee! Voor degenen die op straat opgepakt zijn en geen warme kleding of deken hebben meegekregen, wordt het in hun zondagse kleren, ondanks dat ze op elkaar gepakt staan, bitter koud. Er is geen enkele plaats om te liggen; afwisselend staat de ene en zit de andere helft. Toiletten zijn er niet. Hun behoefte moeten ze in een hoek doen. Mensonterend! Via Kaldenkirchen, Breyell, Boisheim en Dülken gaan ze richting Krefeld steeds dieper Hitler-Duitsland in. Veel vertragingen. Diep in de nacht passeren ze de Rijn tussen Neuss en Düsseldorf. In de maneschijn kunnen ze zien dat Düsseldorf geheel is uitgebrand. Het is nog aardedonker als de trein om 05.00 uur het station Wuppertal-Varresbeck bereikt. Hier worden ze verwelkomd door SA-mannen met bloedhonden en worden ze als beesten voortgedreven tegen een berg op naar een groot kamp.

42.  Pierre Joosten: We moesten naar het spoorwegemplacement dat veel had geleden van bombardementen en waar veewagens waarin men nog kon zien en ruiken dat ze niet lang geleden gebruikt werden voor vervoer van vee. Wij werden hier in gedreven of beter gezegd gestopt, want wij moesten met vijftig á zestig man in een wagen. De deur stond nog open, doch wachten liepen op en neer om vluchten te voorkomen. Opeens kwam er een lange kerel van de S.A. tevoorschijn die een toespraak hield. In het kort kwam het hier op neer: “Kameraden wij hebben jullie hier samengebracht om jullie in bescherming te nemen voor de geallieerden. Jullie hoeven geen soldaat te worden in dienst van deze boosdoeners en daardoor de kans te lopen door de uitstekende Duitse wapens te worden doodgeschoten. Wij nemen jullie mee naar ons vaderland, waar jullie in je eigen vak te samen met onze eigen vrije arbeiders mag werken. Probeer niet te ontvluchten of uit de trein te springen hetgeen niet alleen uw eigen doodvonnis maar ook dat van uw medebroeders zal zijn.”

9. Harrij Brouns: Wij zaten met vijftig à zestig man in iedere wagon gelijk beesten in overdekte veewagens, die gesloten werden. Ja nog minder, want daar was geen stro of niks in. Van alle kanten kwamen er nog mannen bij en niemand wist waar naar toe. 

47. Harrie In den Kleef: Als de hele troep is ‘ingeladen’, sluit een valse SS’er met een grijnslach van buiten de wagon. “Nu maar geen treurige gezichten meer, over drie maanden zijn jullie weer thuis”. En dat noemen ze twee dagen ‘schanzen’!! Op het ogenblik van vertrek neem ik mijn rozenkrans en bid voor. Hier en daar een snik. Langzaamaan komen de stemmen weer regelmatig boven het wielgedruis uit. Dan het avondgebed en dan geven we verder de leiding aan Moeder Maria. Zij moet maar zorgen.

22. Sjeng Gubbels: Iets verderop verkondigde een SA’ er met een stalen gezicht dat men goede tijden tegemoet ging in zijn mooie geboortestreek Thüringen.

78. Thjeu Verkoulen: Toen we net ingestapt waren kwamen er mooie woorden van 79. Thei Vestjens: “Ik heb vijf glazen worst meegekregen, laten we die nu maar opeten, wie zegt dat wij ze morgen nog nodig hebben!” Ik zat bij 10. Sjra Cillekens, 1. Jan Adriaens, 73. Frien Theelen, 80. Jantje Winkelmolen, 49. Hanrie van der Kop en vele anderen die ik niet kende. Onderweg tussen Swalmen en de Reuver stond de trein bijna stil. De deuren waren allemaal vergrendeld. De grendels kon men alleen ontzetten met een wandelstok. Ik zie nog altijd 62.  Bèr en 63. Pietje Peters van Elshof er uitspringen en dan zo kort mogelijk tegen de spoorlijn aankruipen. Op hetzelfde moment klonken er schoten uit de mitrailleurs. Maar ze zijn weggekomen.

8. Daan Brouns: Met vijftig man in een wagen werd het zo druk dat we bijna allemaal moesten staan. Er was geen gelegenheid om je behoefte te doen zodat na een tijdje al iemand de broek vol had.

42. Pierre Joosten: Via Venlo kwamen we aan de grens. Onder het zingen van ons volkslied dat mij nooit eerder zo plechtig heeft geklonken, passeerden we de grens en waren we in het verdoemde rijk van Adolf Hitler. Steeds weer zongen we vaderlandse liederen terwijl de trein verder rolde in de duisternis van de nacht. We richtten onze bede tot God om ons te beschermen in dit verschrikkelijke oord. We vroegen aan de Moeder Gods om bijstand en stelden ons onder haar bescherming. Ofschoon de slaap ons parten speelde, konden we niet slapen. Op de eerste plaats was er geen ruimte om de ledematen te strekken en op de tweede plaats lieten de gedachten aan huis je geen ogenblik met rust. Door een klein raampje konden we een beetje zien wat we zoal passeerden. We reden door het zwaar geteisterde Düsseldorf. 

53. Piet Linssen: Aan even slapen denken was er niet bij want dan viel er hier en daar iemand op je. Er werd een rozenkrans gebeden, waarna het Wilhelmus gezongen werd. 

47. Harrie In den Kleef: Tegen 24.00 uur passeren we de grens. We zijn in Duitsland! Nu verder…waarheen? Staan, zitten; van slapen is geen sprake, de wagen is veel te vol. Door de reten van de wagen staren we de maanverlichte verte in. Als we de dorpen passeren, zien we de resultaten van de Engelse bombardementen. 

 7.2 Opvangkamp Wuppertal-Varresbeck 'Am Giebel'

Maandag 9 oktober 1944. Het kamp, genaamd ‘Am Giebel’, bovenop een heuvel is afgezet met prikkeldraad en is verschrikkelijk vies. Hier verblijven al jaren veel Poolse en Russische krijgsgevangenen in houten barakken. Ook de mannen uit Heythuysen worden in een paar houten barakken gestopt en proberen zoveel mogelijk bij elkaar te blijven. In de middag wordt door een medewerker van het Regionaal Arbeitsamt een begin gemaakt met het noteren van ieders beroep. Er is hier grote behoefte aan met name vaklui: bankwerkers, smeden, monteurs, chauffeurs, schoenmakers en dakdekkers. 

De eerste dorpsgenoten, te weten 11.  Bèr Claessen, 27. Tjeu Henderickx, 32. Bèr Hoefnagels, 33.  Jac Hoefnagels, 49. Hanrie van der Kop, 78. Thjeu Verkoulen en 83. Frits Claessen uit Roggel melden zich en vertrekken al direct met vrachtwagens naar hun nieuwe werkplekken in Solingen en Hesselbach. (Voor tewerkstellingsplekken: zie KLIKKAART 2).

De scheiding valt zwaar want de achterblijvers weten niet of ze hen nog zullen weerzien. Een vluchtig afscheid en weg zijn ze. Rond middernacht worden de overige gedeporteerden uit Heythuysen weer op transport gesteld naar een ander kamp verder Duitsland in. Ze krijgen een brok zurige kuch mee voor onderweg. Op weg naar het station maken ze het eerste zware bombardement in Duitsland mee.

7.  Jean Berben: We arriveren om 06.00 uur in Wuppertal. Onze eerste indruk was verbijsterd slecht in het moffenland. Het leek hier een soort concentratiekamp. Alles met dubbele rijen prikkeldraad afgemaakt en zware bewaking. Tevens hadden de bewakers ook nog zulke lieve honden bij zich: ‘bloedhonden’. Wanneer iemand een misstap maakte, was de hond present. Gewassen hebben we ons vandaag niet. Trouwens niemand had een handdoek of zeep bij zich. Het was al erg genoeg als we naar de wc moesten. Zo een rotzooi heb ik nog nooit gezien en zulke geweldige stank van mijn leven nog in Holland niet geroken. Om 10.00 uur hebben we ons de eerste Duitse koffie kunnen halen. Het was niks bijzonders die ‘Erzätz’. Om 12.00 uur de eerste soep, viel ook lelijk tegen. Maar enfin toch maar ‘uitgevreten’ ofschoon de honger toch nog niet erg was na die slapeloze nacht. Hier zijn we bijelkaar met 1022 man. Na het diner in de openlucht moeten we ons verzamelen voor de Arbeitsmarkt. De vaklieden worden bij elkaar gezet en gesorteerd. De chauffeurs en monteurs gaan al direct weg naar de plaats van bestemming, want daar zit de mof om te springen. Schoenmakers en zadelmakers (49. Hanrie van der Kop, 32. Bèr Hoefnagels, 33. Jac Hoefnagels en 27. Tjeu Henderickx) gaan ook direct al weg en weer de Rijn over. Ik ben maar weer timmerman geworden en we zijn met tweeëntwintig stuks onder anderen 29. Zef Hermans, 31. Wulm Hermans, 35. Hub/Bèr van Horne en Jo Salemans uit Baexem. Om 16.00 uur krijgen we nog eens het zelfde soepje als deze middag. Om 18.00 uur krijgen we een brood van 1 ½ kilogram met een stuk kaas en boter. Ze zeggen echter niet hoe lang we er mee moeten uitkomen. Zo juist vertelde de radio (zeggen ze): “De Tommy is doorgestoken tot aan de Maas”. We zeggen nu allen: “Gelukkig dan zijn ze bij ons van die rotzak bevrijd.” We dachten ook: “Nu kunnen we niet meer naar huis schrijven”. We zijn nu klaar voor een verder transport naar Hannover. De veewagens staan weer gereed. Eerst wordt ons echter medegedeeld dat we behandeld worden als vrije Nederlanders en dat we dezelfde rechten hebben als de Duitsers en ook hetzelfde eten krijgen. “Wat zal het leuk worden”, zeiden we al tegen elkaar. Als we naar de veewagens lopen, gaan de sirenes af en is er ons eerste groot alarm. Het is nu 17.00 uur en al tamelijk donker aan het worden. In de verte horen we de bommenwerpers al aan komen. We gaan vlug op de grond liggen in een grote greppel waar ook nog allerlei rotzooi en uitwerpselen liggen. In de verte zien we ze bommen afgooien en ook luchtkogels. Enfin, we komen er goed van af en het eerste alarm in ‘Mofrika’ hebben we gehad. We lopen weer verder en bereiken de vee-lading. Weer zoeken we een ons best lijkend plaatsje op, liefst in een hoekje. Deze veewagens zijn nog smeriger en slechter als de eerste uit Roermond. Er valt echter niets te mopperen want er is niemand bij. De ‘heren’ die ons begeleiden, zitten elders in een personenrijtuig. 

8. Daan Brouns: Maandag 9 oktober. In kamp Wuppertal kreeg om 07.30 uur iedereen een strozak om op te liggen. Het kamp was erg vuil. In dit kamp zaten veel Russen. Toen wij het kamp inliepen, moesten de Russen allen in de barakken blijven. Voor die barakken stond een bewaker met een hond. Juist toen we voorbij zo’n barak kwamen, liep een Rus de deur uit om twee meter verder weer naar binnen te wippen. Doch dat ging zo maar niet. De bewaker had dit gezien en stuurde de hond op hem af. Deze greep hem flink vast in zijn kuit. De oppasser schold de Rus uit en riep toen de hond terug. Door dit te zien hadden we al zo’n schrik dat we goed opletten of er soms iets gecommandeerd werd. Want als het niet goed ging, kwam de hond er aan te pas dachten we. Maar alles ging goed. Om 09.30 uur werd het sein gegeven voor verzamelen. Ieder kreeg een emaillen bakje van een liter inhoud. Dit werd halfvol met thee gedaan, verder niets. Die thee was voor ons niet te drinken, zodat we die gewoon weggooiden. Om 17.00 uur moesten we weer aantreden en ieder moest zijn beroep opgeven. Daarna kon iedereen weer zijn gang gaan. We lagen juist op de strozak toen we weer moesten aantreden. Ieder kreeg een halve liter soep, net varkensvoer, maar door de honger smaakte ze goed. Vandaag is 46. Piet Kiggen van ons weggegaan, waarschijnlijk naar Solingen. Om 18.30 uur moesten we weer aantreden om soep te halen. Verder kreeg iedereen kuch met wat boter en kaas. Hoe lang we daarmee moesten toekomen werd ons niet gezegd, zodat de meesten naar hartenlust aten. Om 20.00 uur moesten we weer aantreden met ons hele hebben en houden. We moesten naar een andere plaats. Buiten was het hartstikke donker; het kamp was afgezet met hoog prikkeldraad en stonden er verschillende op wacht. We waren juist buiten het kamp toen er luchtgevaar werd gemeld. Direct daarna waren de vliegtuigen al te horen en dit waren er vele. Men hoorde het afweer knallen. De vliegers sproeiden brandende fosfor zodat de lucht helemaal van vuur leek. De bewakers lieten ons aan ons lot over. We kropen van de ene kant van de weg naar de andere om dekking te zoeken. Twee vliegers kwamen brandend omlaag. Dit alles duurde tot ongeveer 23.30 uur. Toen was alles weer rustig en de bewakers waren weer zo daar met hun bevelen: ”Schnell und tempo!” Om 24.00 uur zaten we weer in onze veewagens, maar nu zonder de deuren te sluiten. Waar we naar toe gingen was ons onbekend.

9. Harrij Brouns: In Wuppertal gingen we naar een kamp. Dit was niet ver lopen. De schrik sloeg ons allen om het hart toen we daar een grote hond zagen die achter een jonge Rus gestuurd werd en die hem werkelijk flink beet. Met twintig tot dertig man werden we naar een kamer gebracht. Daar konden we op ons op de vloer leggen en blij, want in de trein zaten we als haringen in een ton. Om 7.30 uur kregen we een strozak en om 09.30 uur een bak koffie. Vanmiddag was het aantreden en moest ieder zijn beroep opgeven. Daarna een kwartier op de strozak en weer aantreden. Nu ieder een kommetje soep. Was goed te eten, als je maar honger hebt. Van hieruit vertrokken er verschillende van ons. 46. Piet Kiggen ook naar Solingen. Om 18.00 uur weer soep, brood, boter en kaas. Om 20.00 uur aantreden met onze rommel. Moesten wel een uur staan. Daarna afmars. Spoedig waren de vliegers ook hier en wisten we niet waarheen. Het was tamelijk donker. Twee vliegers komen brandend op ons af. De hele troep door elkaar. Hier kwam 26. Zef Hebben in een diep gat terecht met prikkeldraad en scherven. Kapotte kleren enzovoort. De lucht was rood van de fosfor. We dachten als dat hier zo gaat, komt niemand meer thuis. Toen zagen we het werkelijk donker in. Gelukkig liep dit goed af. We gingen weer verder naar de trein. We zochten ons een mooie plaats om te slapen. Weer veewagens. Deze werden weer zo volgepropt dat aan rustig liggen, om te zwijgen van slapen, niet te denken viel. Om 24.00 uur vertrok de trein.

13. Toine Coenen: In kamp Wuppertal aangekomen werden we met een aantal personen in een hok geduwd en de deur viel met een smak dicht. Deze kon alleen opengemaakt worden door de bewakers, gewapend met grote zwarte honden. Indien iemand naar de wc moest, geschiedde dit in looppas. Anders had men kans door zo’n hond aangevallen te worden. Er zijn gevallen gemeld van aanranding door die honden. De behoeften deden we in papier en deponeerden we onder de trap. Om 09.00 uur ontvingen we koffie zonder brood. Om 14.00 uur ‘soep’ d.w.z. heet water met hier en daar ‘een brokje’ aardappel. ’s Avonds werd ons medegedeeld dat we als ‘vrije Nederlanders’ in Duitsland verbleven. Onder het bombardement van Essen werden we ‘ingescheept’ en vertrokken om 24.00 uur. 

21. Willem Giesberts: Maandag 9 oktober. Om 06.00 uur uitgestapt in Wuppertal. Barakkenkamp, vijfentwintig man in een kamer van vijf bij vijf meter. Na ’n uur overgebracht  naar andere barakken: dubbelkamers van tweeëndertig bij zeven meter met veertien matrassen voor eenentwintig man. Twee keer soep. Om 18.00 uur brood van twaalf (?) met boter en kaas. Uitzicht vanuit kamp fraai naar alle richtingen. Stad Wuppertal ligt op enige afstand tussen de heuvels. Stemming: ‘nul’. Tegen de avond bombardement op enige afstand. Angstige ogenblikken. Afmars naar station. Weer vijfenveertig man per veewagen. 

22. Sjeng Gubbels: We kwamen om 05.00 uur in Wuppertal aan en werden daar ruw ontvangen. Als je niet vlug was, werd je achterna gezeten door een hond van de bewakers. ’s Middags voor het eerst soep, daarna brood met koffie. 49. Hanrie van der Kop, 27. Tjeu Henderickx, 32.Bèr Hoefnagels, 83. Frits Claessen, 78. Thjeu Verkoulen en 46. Piet Kiggen zijn in Wuppertal achtergebleven. En dat was zwaar. Om 18.00 uur weer ieder een brood, boter, kaas en moesten we ons klaar maken voor vertrek. We werden als vrije Nederlandse arbeiders gelijk gesteld aan de Duitse arbeiders. Toch gingen we onder begeleiding weg. We waren goed en wel klaar toen er alarm kwam. Essen werd onderhanden genomen. Iedereen was in paniek. Velen vielen in een diepe afgrond in de braamstruiken. Anderen waaronder ik, bleven in de barak op het stro liggen om alles rustig af te wachten. Een vliegtuig kwam brandend omlaag; het kamp lag op een berg en de afstand was niet in te schatten. Om 22.00 uur werd vertrokken, weer in een veewagen met vijftig tot zestig man per wagon. 

31. Wulm Hermans: Om 12.00 uur koffie en daarna aantreden voor indeling tewerkstelling. Om 13.00 uur vernemen we dat de Engelsen via Heitse tot aan de Maasbrug waren. Toen naar de strozak en rusten we ons uit totdat we soep kunnen halen. De soep is weer goed, nogal tamelijk veel vlees. Nu maar weer de strozak op. Om 19.00 uur brood, boter en kaas dus dat gaat nogal. Om 19.30 uur aantreden. Om 20.00 uur luchtalarm. Om 21.00 uur vertrek naar Hannover.

42. Pierre Joosten: We werden in vuile barakken gedreven en toen dit niet gauw genoeg ging, kwam een hond op ons af. Dit was dus de eerste kennismaking hoe we als vrije arbeiders in Duitsland zouden worden behandeld. In de barakken aan de overzijde zaten reeds landgenoten die evenals wij opgepikt waren. Zij waren grotendeels afkomstig uit de regio Venlo, Helden en Sevenum. We mochten geen contact met hen hebben. Van slaap overmand gingen we op de daar aanwezige slaapzakken liggen, maar lang kon men het hier niet op uithouden want ze zaten vol van ongedierte. We kregen in een kommetje wat soep of beter gezegd afwaswater, hetgeen de meesten niet lusten. In de namiddag moesten we aantreden en ons splitsen in diverse groepen al naar gelang beroep dat men had. We werden geteld en de schoenmakers, lassers, leidekkers, smeden en metaalbewerkers moesten naar voren treden en zouden daar in de buurt tewerk worden gesteld. De scheiding viel ons zwaar want we wisten niet of we hen nog zouden weerzien. Een vluchtig afscheid en weg waren ze. Wij moesten weer naar de barakken en kregen een klein kuchje. Toen we weer moesten afmarcheren kwamen onze vrienden van de R.A.F. en gooiden hun bommetjes. In de greppels langs de weg waren we getuige van een bombardement en het neerstorten van een vliegtuig. Gelukkig voor ons duurden deze bange ogenblikken niet lang. We moesten weer verder en werden weer in diezelfde veewagens gestopt. 

45. Theo Kierkels: Maandag 9 oktober. De eerste dag in Duitsland. We zitten in een kamp met veel rotzooi en luizen. We liggen hier op de harde vloer, want we zijn doodmoe en weten niet wat ons te wachten staat. Om 09.00 uur gaan we allen naar de gemeenschappelijke ‘wc’: een lang en diep gat met balken erover. Daar moeten we onze behoefte doen. Maar als je al die vuiligheid hier ziet, gaat je alles over. We moeten dan weer terug naar onze cellen. Als enkele jongens niet vlug genoeg opschieten laten ze de honden los. Een van hen wordt gebeten door zo’n bloeddorstig dier. Om 13.00 uur krijgen we een kop soep. Walgelijk! Ik werp het dan ook stiekem in de wc. Om 19.00 uur krijgen we ieder een broodje en moeten we weer naar de trein. Onderweg daar naar toe maken we de eerste luchtaanval mee. We liggen allemaal plat op onze buik in sloten of op het veld. Om 21.00 uur is de aanval voorbij. Om 22.00 uur vertrekken we weer in beestenwagons naar een onbekende bestemming.

47. Harrie In den Kleef: Om 05.30 uur zijn we in Wuppertal. Door de donkere ochtend strompelen we naar een kamp. Bij aankomst is het licht. We worden in barakken gejaagd. Wie niet vlug genoeg is, krijgt een hond achterna. Ontvangst in Duitsland! Om 10.30 uur koffie, dan aantreden. Er wordt gevraagd naar beroepen. Smeden en schoenlappers vertrekken al. Om 13.30 uur soep en om 17.30 uur brood, boter en kaas. Dan aantreden voor vertrek. Tot 21.00 uur in de avond moeten staan. Waar wachten we op? Dan plotseling een geweldig bombardement. In de wanorde slaat alles uit elkaar. Tegen 22.00 uur vertrekken we. Waarheen? Tevoren had men ons met veel ophef gezegd: “Van nu af worden jullie als vrije mannen behandeld!” Och arme! We zullen het ondervinden. Wat een nacht! Opgepropt weer in veewagens en moe, onzegbaar moe! 

78. Thjeu Verkoulen: Nog maar net aangekomen in Wuppertal moesten 83. Frits Claessen en ik met de handwagen Russinnen met kinderen afhalen op het station en naar het ‘Lager’ (kamp) brengen. De wc was een onbeschrijflijke rotzooi. Er was een paal van wel twintig meter lengte waar men op kon gaan zitten om je behoefte te doen. Daar kwam het zo nauw niet. Vrouwen naast mannen, daar werd wat ‘afgestronds’. Je zult begrijpen dat de ‘bekoringen’ zeer klein waren. Verder bleef ik altijd goed op mijn hoede en was ik altijd goed wakker op hetgeen er verder ging gebeuren, want de Duitsers waren bijzonder actief met het afvoeren naar Hannover en Braunschweig. Dan kwam je in de fabrieken terecht en was je zo vlug nog niet thuis. Op een gegeven moment kwamen de Duitsers roepen om vaklieden zoals schoenmakers, kleermakers maar vooral dakdekkers. ‘Da die brauchen wir, schon all kaput’. Ik stak mijn hand omhoog: “Ich bin Dachdekker und mein Kamerad auch”. Ik vraag aan 10. Sjra Cillekens om met me mee te gaan. Maar Sjrake durfde niet. Toen vroeg ik 83. Frits Claessen uit Roggel en die ging met me mee naar het Arbeitsamt en werden we overgedragen aan Dachdekker Herr Schreuder.

Nadat de overgebleven mannen uit Heythuysen door de SS’ers in Wuppertal weer de veewagons zijn ingeslagen, zet de trein tegen 22.00 uur koers naar het oosten. Met ongeveer zestig man zitten ze in de wagons tegen elkaar gedrukt. Liggen of zitten kunnen ze weer niet, ze hangen geleund tegen elkaar. 

Dinsdag 10 oktober gaat tergend langzaam voorbij. De trein schokt en rammelt vreselijk door de ‘vierkante’ wielen en staat dikwijls stil, dan menen ze alweer dat ze eruit moeten. Het is ijzig koud. Veel oponthoud door bombardementen, een kapotte locomotief en beschadigingen aan het spoor. Er wordt veel gebeden, gezongen en overlegd om weer als dorpsgenoten zoveel als mogelijk bij elkaar te blijven. Ze krijgen al die tijd niks te eten of te drinken. Gelukkig hebben ze nog wat kuch en eten van thuis. Alles wordt eerlijk verdeeld. Het regent veel en de krakkemikkige veewagons blijken van alle kanten te lekken. De stank in de wagons is inmiddels niet meer te harden. De treinreis verloopt moeizaam en met veel oponthoud vanuit Wuppertal via Hagen, Schwerte, Unna (02.00 uur), Werl, Soest (06.00 uur, pas gebombardeerd, rails beschadigd, uren oponthoud tot alles gerepareerd is), Lippstadt, Geseke, Salzkotten (drie uren wachten in de regen, locomotief kapot moet vervangen worden), Paderborn (13.30 uur, veel kazernes), Benhausen, Neuenbeken (14.00 uur prachtig landschap), Altenbeken (even een luchtje scheppen, prachtig kerkhof, vakbouw), Himmighausen, Bergheim, Steinheim, Schieder, Lügde, Bad Pyrmont, Hameln (17.30 uur) naar het zwaar beschadigde Hannover, dat ze tegen de avond bereiken. Het station is helemaal kapot gebombardeerd en uitgebrand evenals de huizen in de directe omgeving. Pas in Lehrte, ongeveer twintig kilometer oostelijk van Hannover, stopt de trein omstreeks 01.00 uur. Tot overmaat van ramp moeten ze ook nog de nacht in de veewagons op het station doorbrengen!

 7.3 Durchgangslager Lehrte

Pas bij het aanbreken van de dag, woensdag 11 oktober, gaan de mannen lopend via landwegen naar kamp Lehrte waar ze omstreeks 07.00 uur aankomen. Ze hebben er drie dagen reizen en ruim zesendertig uur staan en hangen in de overvolle veewagons opzitten.  Lehrte is een groot Ausländererfassungslager; een kamp voor de registratie van buitenlandse dwangarbeiders, ressorterend onder het ‘Arbeitsamt’ regio Hannover-Ost. Kampadres: Immenser Landstrasse 3, nu Industriestrasse 3, huidige Miele-terrein.

In het kamp verblijven veel Poolse mannen, vrouwen en kinderen uit Warschau. Er zijn bijna geen soldaten en het kamp zelf maar vooral burgermannen en meisjes van de nazipartij die de baas over de gedeporteerden spelen. De mannen uit Heythuysen worden in houten barakken ondergebracht. Het lukt hen zoveel mogelijk bij elkaar in twee barakken gehuisvest te worden. Vijftig man per barak voorzien van vier stoelen, een tafel en houten slaapkribben, twee boven elkaar zonder strozak. Bij binnenkomst ontvangt iedereen een kommetje en een muntje, in te leveren bij de uitreiking van voedsel.

7. Sjang Berben: Vanuit Wuppertal heeft de treinreis geduurd van maandagavond tot woensdagmorgen 05.00 uur. Altijd in dezelfde wagen en zonder eten of drinken. We moeten maar teren op het broodje dat we gekregen hadden. We brengen de nacht door met zitten en staan en over elkaar liggen. Er worden ook een paar Rozenhoedjes gebeden om weer vlug huis te zijn. De reis gaat met horten en storten. Soms blijven we een paar uur stil staan. Het lijkt of ze niet weten waarheen met ons. Overdag zetten we de deuren open en aanschouwen de prachtige panorama’s en ook de ruïnes vooral van de stations. Er is flink gebomd. Eindelijk Lehrte. We worden hier ook al weer even ‘vriendelijk’ afgehaald zoals overal in ‘Pruusses’. Ook al hebben ze hier geen honden, veel leuker als in Wuppertal is het hier ook niet. Hier heb ik mijn laatste sigaret opgerookt. In de barakken is het smerig en vuil. We gaan direct zoeken of er geen ongedierte is en jawel de eerste wandluizen worden al gesignaleerd. De bedden zijn hier twee hoog en alleen planken, dus geen matrassen of strozakken. Voor drie man zijn er twee bedden beschikbaar. 10. Sjra Cillekens en ik nemen de hoogste etage, dat vinden we leuker. Hier komen de meegenomen dekens goed van pas. Omdat we al enkele nachten niet geslapen hebben, gaat het best ofschoon onze ribben en ‘knoken’ erg pijn doen. Het eten dat we hier krijgen is ’s morgens één snee brood (250 gram), ’s middags soep met zangzaad en tegen 17.00 uur weer een sneetje brood maar met wat boter. O ja, we krijgen er ook nog wat koffiewater bij. Zolang we in Kamp Lehrte verblijven is dit hetzelfde. Het eten halen is op zich al een heel groot probleem. Als je achteraan staat is er is er een uur mee bemoeid. Eerst moeten alle duizend man in de rij gaan staan om een penning op te halen. Dit is gedaan om twee keer eten halen te voorkomen. Ze zijn toch slim die moffen.

8. Daan Brouns: In Lehrte hebben we in de trein overnacht. Eten of drinken hebben we al die tijd niet meer gehad. Daar was de kuch dus voor bedoeld! Tegen de morgen moeten we uitstappen en na ongeveer twintig minuten zijn we op het kamp, onze tweede verblijfplaats. Het is een groot kamp waar al tweeduizend Polen zitten. Om met hen te praten is lastig. Maar enkelen spreken Duits en zo vernemen we dat ze in Warschau gevangen genomen zijn na zich flink te weer te hebben gesteld. Ze hebben een reis van ongeveer drie weken gemaakt. Omdat de Poolse militairen het niet meer kunnen bolwerken tegen de Duitsers krijgt iedereen wapens om zich te verdedigen. Om 09.30 uur krijgen we een snee brood met wat boter en jam. Om 12.00 uur halve liter soep en om 18.00 uur weer een snee brood met wat boter en een schijfje worst en wat thee.

21. Willem Giesberts: Hannover, aankomst bij avond op het station. Overnacht in trein in Lehrte. Eindelijk na tweeëndertig uur uitgestapt op enige afstand van station Lehrte in nabijheid van het Durchgangslager. Woensdag 11 oktober: Barakkenkamp. Alles van hout. Kamers 42 x 5 meter. Houten britsen, twee boven elkaar, geen stro of strozakken. Drie man voor twee britsen of vier man voor drie. Ongemakkelijk hard. Wandluizen. Kachelverwarming. Geen licht. 20.00 uur rozenkrans en slapen. ’s Nachts enkele bommen op korte afstand.

42. Pierre Joosten: De hele nacht toerden we verder, baden tot God om sterkte, zongen vaderlandse liederen en staarden in de duisternis van de nacht. De trein raasde de gehele nacht door. In de namiddag van dinsdag 10 oktober mochten we op het station van Altenbeken even een luchtje scheppen en moesten daarna weer verder. In de vroege morgen van 11 oktober, nadat we het verwoeste Hannover waren gepasseerd, moesten we uitstappen en mooi in het gelid aantreden. Na ongeveer twintig minuten lopen kwamen we weer in een kamp. De plaats waar we thans verblijf hadden was het oostelijk van Hannover gelegen Lehrte. We konden ons hier eindelijk eens wassen al was het zonder zeep. Tegen 09.00 uur kregen we een penning en konden tegen inwisseling daarvan een boterham krijgen. Deze werd vlug naar binnen gewerkt waarna we begonnen aan het in orde brengen van onze slaapplaatsen. Deze bestonden uit harde planken. Tegen 12.00 uur moesten we weer in de rij voor een lepel soep van nog slechtere kwaliteit dan die in Wuppertal. We inspecteerden het kamp en werden vele keren overvallen door luchtalarm en het ontploffen van bommen. ’s Avonds waren we zo vermoeid dat we, ondanks de harde planken, spoedig insliepen.

Donderdag 12 oktober 1944. In kamp Lehrte wordt al snel een vervolg gemaakt met de registratie van de personalia en beroepen van alle gedeporteerde arbeidskrachten. Dit gebeurt in groepjes. Hannover ligt in een uitgesproken landbouwgebied en er is ook veel vraag naar industriearbeiders. Er zal bij de tewerkstelling rekening gehouden worden met het beroep. Elke vakgroep krijgt voor de herkenbaarheid een gekleurd lint voor in het knoopsgat. Er moet ook een foto gemaakt worden voor een nieuwe pas, de ‘Vorläufiger Fremdenpass Deutches Reich’ voor niet-Duitsers, geldig tot 11-10-1946! Iedereen krijgt een nummer voorgehangen en dan wordt de foto gemaakt. De eenstemmigheid die er in de trein nog was om als groep uit Heythuysen zoveel als mogelijk bij elkaar te blijven komt onder druk te staan. De meesten willen toch het liefst zo snel mogelijk uit dit ellendige kamp zien te geraken. Daarnaast speelt de discussie welk type werk de beste overlevingskansen biedt. Houthakken in de bossen verkleint de kans op bombardementen, maar daar is moeilijk eten te halen. De thuisadressen kunnen opgegeven worden aan het Rode Kruis. De mannen uit Helden hebben al een liedje gemaakt over de deportatie. In een gezamenlijke zanguitvoering wordt dit ’s avonds in de openlucht meerstemmig ten gehore gebracht. Ook het Kessels cabaret-ensemble ‘Van lach tot lach’ geeft een optreden. Vrijdag 13 oktober 1944 staat ontluizing op het programma. De mannen moeten allemaal in bad en worden ontluisd. Dit gebeurt met typische Duitse ‘Grundlichkeit’. Daarna worden ze in het ‘reine’ kampgedeelte ondergebracht maar binnen een mum van tijd zitten ze ook hier weer onder de luizen. 55. Jan Mertens is vandaag ziek geworden en ligt in het lazaret. Zaterdag 14 oktober 1944 moeten iedereen om 05.00 uur opstaan en worden ze vanaf 06.00 uur medisch onderzocht door een Italiaanse dokter. Tien man per minuut! Alleen tong uitsteken is voldoende om een oordeel te vellen: volledig arbeidsgeschikt! Hier wordt 56. Leo Mertens, oud-burgemeester van Heythuysen, na herhaald protesteren over zijn deportatie, afgekeurd en naar huis gestuurd.

7. Sjang Berben: De tweede dag in Lehrte worden we al ingeschreven bij de Polizei en worden foto’s gemaakt voor de Auslander-pas. Vrijdag 13 oktober begint de algehele reiniging van a tot z in het bad. Het haar wordt nagekeken en we worden zowat geheel nagezien of er niets hapert. Onze gehele kleding gaat in de ontsmetovens en wordt gestoomd. Het gehele werk wordt door Russische meisjes gedaan. We zijn nu gereinigd en komen direct van uit de badinrichting in een ander kamp. Nu morgen nog even bij een dokter komen, een Italiaan en in een tijd van een halve minuut is men gekeurd en het antwoord is ‘goed om te werken’. Zaterdagmorgen 14 oktober al om 06.00 uur gebiecht al wandelend door het slijk en de modder met onze pater uit Grathem, die ook een van de ontvoerde is. 65. Frans Richaerts en ik en vele anderen moeten gaan werken in de stad. Frans en ik hebben wat kolen in een kelder gedragen met een emmertje en niet te veel erin bij het lazaret van de moffen. De hoofdzaak is dat we ‘reuze gevreten’ hebben en nog een flink stuk brood toe kregen, want we hebben nu al bijna een week niet veel meer te eten gekregen.

8. Daan Brouns: Donderdag 12 oktober om 03.30 uur luchtgevaar doch de vliegers blijven ver weg. Om 07.30 uur moesten zich zestig vrijwilligers melden, waarvoor werd niet gezegd. Niemand meldde zich. Voor straf moesten we toen allen in de barakken blijven. Om 11.00 uur weer luchtgevaar, veel zijn vliegers overgekomen doch niets gebeurd. Om 21.00 uur weer luchtgevaar met goed verloop. 13 oktober moesten we om 09.00 uur het bad in, eten hadden we nog niet gehad. Met ongeveer zestig man tegelijk naar de badkamer. Daar werd ons gezegd dat we ons geheel moesten uitkleden. De een keek de ander eens aan maar van uitkleden kwam nog niets. Maar na een tijdje hoorde men ‘Los.. Tempo’ en de een deed zijn jas los, de ander begon aan zijn schoenen te prutsen en zo langzamerhand begon men zich dan toch uit te kleden. Achter ons waren haken aangebracht waar we de kleren aan moesten hangen. Vier meisjes kwamen binnen met ijzeren wagentjes en namen de kleren mee. Schoenen en gummiboorden, lucifers en tabak en pijp mochten we zelf meenemen. Zo stonden daar dan zestig manspersonen geheel naakt, op enkelen na die de trouwring nog aanhadden, voor vier meisjes van achttien jaar in een overall. Toen we allen uitgekleed waren, ging een deur open en stond een ander meisje klaar met een plankje in de hand en een bus naast zich met witte pap. Ieder kreeg wat in zijn hand gestreken van dat goedje en kon doorlopen tot onder de douche. We waren blij dat we ons konden wassen maar die witte pap die als zeep moest dienen viel niet goed mee. Die deed pijn op de huid, zodat iedereen ze maar gauw afspoelde. Na ongeveer twintig minuten werd het water afgesloten en konden we een verwarmd vertrek ingaan om op te drogen. Handdoeken kregen we niet. Toen we opgedroogd waren, werden we weer door de vier meisjes gehaald. Een keek op je hoofd of je geen luizen of anders wat had, bijvoorbeeld een ziekte. Was dat het geval dan werd je geheel kaalgeknipt door twee dames. Dit gebeurde bij verschillenden die waarschijnlijk geen luizen of ziektes hadden maar wel een mooie bos haar. Daarna moesten we om de beurt bij het vierde meisje komen; voor haar gaan staan en het hoofd buigen waar zij dan met een witkwast weer flink wat witte pap op smeerde. Ook overal waar een mens behaard is. Daarna kwamen we weer in een warm vertrek waar dat goedje opdroogde. Pijn dat dat deed, dat was gewoon verschrikkelijk. Toen alles opgedroogd was, was de pijn over en konden we weer doorlopen naar een volgend vertrek waar na een tijdje wachten de wagens met kleren werden gebracht die uitgestoomd waren en nog zo heet dat ze haast niet aan te pakken waren. Nu begon het mooiste. Ieder moest zoeken naar zijn eigen kleren. Zo zag men mannen staan met alleen de sokken aan en voor de rest was er voor hen niets bij. Ik had alles nogal gauw bij elkaar maar op één sok heb ik lang moeten wachten. Toen we klaar waren, konden we naar buiten gaan en een nieuwe barak opzoeken. Waar we eerst geweest waren, mochten we nu niet meer komen. Nu waren we gezuiverd en het bestond niet dat iemand nog een luis of vlo bij zich had. Maar niet lang, want de nieuwe barakken zaten vol met ‘dat goedje’. Mooie dikke wandluizen ter dikte van een lieveheersbeestje. Deze waren wel gemakkelijk te vangen. Als men ze voelde bijten hoefde je maar even met een hand over de kleren te gaan en dan voelde je ze zo. Het eten was het iedere dag hetzelfde: veel te weinig. Men liep de hele dag rond met honger. Zaterdag 14 oktober moest iedereen zijn beroep opgeven. Nu zouden we gauw genoeg te werk worden gesteld. Zelf gaf ik me op om met paarden om te gaan. De pater die bij ons was, hoorde de biecht in de open lucht. Zelf zat hij op een melkstoel en de biechteling knielde voor hem nee. Er was twee keer luchtalarm.

12. Toine Coenen: 12 oktober, gewerkt op het lazaret. Zeer goed gegeten en gesaboteerd. Eerst gemetseld daarna gemauert, Angestrichen en geverfd. Daarna puingeruimd en als beloning op de werkplek goed ‘gevreten’. In het kamp kregen we om 10.00 uur een kop koffie en een stukje brood; omstreeks 14.00 uur zogenaamde soep en dan ’s avonds weer een stukje brood. Met behulp van een vriend gelukte het wel eens een dubbele portie te bemachtigen en ook wel eens meer dan één penning te ‘gappen’. Het kamp was opgebouwd uit houten barakken. Er bevond zich niets dan een tafeltje en een houten kribbe voor twee man boven elkaar. De verschillende groepen noemden zich naar de namen van de dorpen van waaruit ze kwamen. 13 oktober: de clou van alles. Eigenlijk mag dit niet op papier staan maar ik doe dit toch om de ‘beschaving van het Herrenvolk’ vast te leggen. Met groepen van twintig man moesten we in een tamelijk ruim vertrek komen. Hier moesten we ons geheel ontkleden. Zelf heb ik het gezien van andere transporten: vrouwen, mannen, kinderen alles door elkaar. De kleren werden in rekken gehangen en wij werden naar een ander gebouw gebracht. Hier moesten we door ‘meisjes’ onderzocht worden tegen luizen. Op een bankje staande met gespreide armen en benen onderzochten deze sadisten ons. Van de tien schoren ze er drie kaal., zowel hoofd als onder de armen en op een zekere plaats. Daarna gingen ze met ons naar een ander vertrek. Hier smeerden ze ons met een borstel creoline op het hoofd, onder de armen en op een zekere plaats. Dit deed zo gruwelijk zeer dat er diversen flauw vielen van pijn. Gehurkt zaten de meesten het uit te jammeren. Terwijl men goed moest oppassen dat er geen vocht van het hoofd in de ogen liep. Overal waar het vocht liep, liet het rode sporen achter. Speciaal de personen die geschoren waren, hadden zwaar te lijden van de pijn. Daarna werden we naar een cel gedreven. Gelukkig konden we ons hier wassen. Dan konden we onze kleren weer terug ontvangen. Aankleden en onze sadisten hadden hun zinnen gekoeld.

22. Sjeng Gubbels: Donderdag 12 oktober, heden moeten we in bad en worden ontluisd (gelukkig nog geen last van) en vinden het allen fijn. We komen in een groot lokaal, mooi verwarmd. We moeten ons uitkleden (gummi, leren artikelen en dingen van waarde in een aparte kast) en de kleren gaan op een rek in de oven. Ondertussen gaat ieder op zijn beurt in een kleine ruimte (naakt) en wordt je hoofd, onder je armen en onderlichaam nagezien. Had je te veel haren dan werd je geknipt. Dan het bad in met portie zeep. Dit was werkelijk een verfrissing na in die stoffige wagons gezeten te hebben. Daarna weer een vertrek in waar je om de beurt op een stoel staande je behaarde delen werden ingesmeerd. Na vijf minuten krijg je zo’n brandend gevoel dat je lust in baden je verging. Drie vielen bewusteloos neer. Ook dit gaat weer over. Door de warmte word je weer droog. De kleren komen na een half uur en zijn zo warm dat je je bijna schroeit. Al deze behandelingen geschieden door Poolse of Russische twintig jarige meisjes! We komen in een andere afdeling en mogen in de kantine. Maar je moet Duits geld hebben. Ik verkoop twee sigaretten voor vijftig Pfennig en krijg twee potten bier. Overigens is alles hetzelfde: harde bedden, dunne soep en weinig brood. We zijn al zo slim en houden de penning vast in plaats van in de kom te leggen en gaan twee maal voor eten of zeggen voor twee man en dat lukt ook wel. Vrijdag 13 oktober pas in orde maken en foto’s voor de pas. Iedereen wordt ingedeeld in zijn eigen beroep. Degene die vijfentwintig hectare grond bezitten worden als bedrijfsleider ingezet. Hierbij heb ik me ook laten indelen. Daarna maar rondlopen en peinzen over de heimat. De jongens van Helden en Kessel geven iedere avond een concert en hebben vanavond een liedje gemaakt over onze ontvoering: ‘wanneer het lampje wieder scheint, is het vrede’. Zaterdag 14 oktober: papieren afhalen voor zelfstandige boer. Ik krijg een teken op mijn jas. Ja we zijn hele boeren en ik vraag me af hoe we het zullen aanleggen. Maar het zal wel kloppen. We hebben weer nieuwe moed en denken weer aan goed eten en kleding. Er is een pater bij het transport en er is gelegenheid om te biechten, en zodra de medewerking van het kamp er is, zondag een H. Mis.

31. Wulm Hermans: Donderdag 12 oktober, de afgelopen nacht tamelijk goed geslapen maar hard op de planken. Geheel gekleed en een deken, maar enfin het zal zo moeten zijn. Al onze werken en lijden dragen we op aan God en Hij zal ons helpen. We hebben nog iedere avond de rozenkrans gebeden in de trein of in de barakken. Iedereen wil bidden, de een nog harder dan de ander. De eerste avond heeft onze burgemeester (56. Leo Mertens red.) voorgebeden. Om 09.00 uur brood halen met jam en koffie. Dan wat wandelen en de namen opgeven voor een nieuw persoonsbewijs en weer wat zitten op de brits. Naast mij zit onze Jozef (29. Sef Hermans red.) en Hub (35. Bèr van Horne red.). Het is hier zo rustig mogelijk. Het is nu 11.30 uur. O, die gedachten aan thuis aan onze dierbaren. Thans luchtalarm 11.45 uur. Om 14.00 uur eten halen; weer groentesoep, met twee man uit een kom. Allen hebben honger en ieder lust zijn portie. Nu weer liggen op de brits of wandelen. Dan slapen. Vrijdag 13 oktober: reeds om 03.00 uur begon de herrie en we rekken onze stijve rug. Alles doet pijn: rug, benen enzovoorts. Om 05.00 uur ga ik me al wassen en wat rondlopen. Om 07.00 uur een stukje brood eten en dan bidden we samen de rozenkrans en morgengebed. Toen was het aantreden voor het bad. Al onze kleren worden ontsmet en we gaan met vijftig man tegelijk onder de douche. Ook onze burgemeester is er bij en ook een pater uit Grathem. Dit ‘spel’ heeft minstens een uur geduurd. Om 10.00 uur koffie met brood en jam dan weer een andere barak. Om 13.00 uur soep en om 17.00 uur brood en koffie. De Polen zijn vertrokken. Toch zijn er nog veel vrouwen en kinderen. Zaterdag 14 oktober: om 03.00 uur ben ik wakker en voel een ellendige pijn in de rug. Slapen gaat verder niet meer. Allen voelen zich ellendig doch de moed gaat er niet uit. Met een vast vertrouwen op Gods hulp zien we de toekomst tegemoet. Vanmorgen hebben velen gebiecht, wandelend langs de pater die uit Grathem vrijwillig is meegekomen. Om 09.00 uur brood met jam en koffie. Ik trof een korst zoals we thuis aan de konijnen geven. Dan naar de dokter voor de keuring. Om 13.00 uur soep en dan maar weer rusten. Gewerkt hebben we nog niet.

42. Pierre Joosten: Toen ik in de vroege morgen van 12 oktober ontwaakte was ik even stijf als de planken die op mijn ribbenkast duidelijk waren afgetekend. Na het provisorisch wassen klonk weer het fluitje en moesten we aantreden voor het ontbijt. Het rantsoen bestond uit ’s morgens en ’s avonds een snede brood en ’s middags een lepel watersoep. Na het ontbijt werden we ingedeeld in groepen. Op advies van een mede gedeporteerde dorpeling (36. Frâns van Horne red.) sloot ik me aan bij de boeren, omdat mogelijk in dit beroep de porties eten wat beter zouden zijn. Degenen die ons moesten inschrijven geloofde mij. Een Hollandse boer zonder vereelte handen dat kon wel. Op 13 oktober waren we al gewend aan het kampleven. We moesten in bad. We ontkleedden ons en onze kleren werden weggebracht. Het bad was uitstekend, doch hetgeen toen volgde was iets beestachtigs. We kwamen in een groot vertrek. Hier moesten we ons melden bij een paar meisjes, die met een kwast ons hele lichaam inzeepten met een soort creoline. Eerst waren we nog normaal maar enkele minuten later kropen we over de vloer van de pijn. Er waren er zelfs die het bewustzijn verloren. Dit was de Nazi-manier van ontluizen. Bovendien werd bij enkelen ook nog het hoofd kaal geschoren. Na onze kleren weer gehaald te hebben moesten we naar de barakken aan de andere kant van het kamp, de zogenaamde ‘reine’ kant. Deze waren echter niet beter dan de eersten. ’s Middags kreeg ik gelegenheid om te biechten. Bij ons transport was namelijk een Franciscaner pater vrijwillig meegegaan. Bij deze pater Anectus van Gendt heb ik buiten gebiecht. En ik kwam tevens tot de ontdekking dat hij een klasgenoot van mijn Franciscaanse heerbroer was. De volgende morgen 14 oktober moesten we reeds vroeg bij de dokter komen. Het onderzoek duurde precies twee minuten en je was natuurlijk goedgekeurd. De vele malen dat de sirenes loeiden, was niet meer bij te houden. De Tommies bleven maar af en aan vliegen.

45. Theo Kierkels: Om 05.00 uur sta ik donderdag 12 oktober op want mijn rug doet vreselijk pijn van het liggen op de harde vloer. Om 09.00 uur krijgen we een snee brood. Om 13.00 uur weer smerige soep die toch smaakt omdat we rammelen van de honger. Om 15.00 uur kan ik het in het kamp niet meer uithouden en ben met Joosten door de afrastering gekropen. We zijn de stad ingegaan. Hebben wat geld omgezet. Wat druiven gekocht en een paar glazen bier gedronken. Het is voor ons een hele troost weer eens vrij te zijn maar helaas van korte duur. Om 17.00 uur kruipen we weer door de draad van het kamp. Om 18.00 uur krijgen we weer brood. Het smaakt door de honger als honing. Om 21.00 uur probeer ik te slapen. Eerst wordt de rozenkrans gebeden voor een spoedige thuiskomst. Vrijdag 13 oktober om 05.00 uur weer op van de plank. Om 08.00 uur moeten we in bad en worden ontsmet. Dit zal ik van mijn leven niet meer vergeten. Het is te beestachtig om op te schrijven. We worden allen behandeld door jonge meisjes van twintig jaar. We moeten ons geheel uitkleden. Dan worden we ingesmeerd met een bijtmiddel dat zo sterk is dat we het uitschreeuwen van de pijn. Gelukkig wordt de pijn na tien minuten wat minder en zijn we ontsmet. Dit hoop ik nooit meer mee te maken. ’s Avonds heb ik bij de pater gebiecht en ga weer op tijd op de plank liggen. Zaterdag 14 oktober worden we gekeurd. Om 10.00 uur ben ik bij de dokter. Dat keuren gaat echt op zijn Duits: hij kijkt in je mond en je bent klaar. Van ons hele transport worden er maar vier afgekeurd waaronder meester Geelen van Baexem. Verder gebeurt er deze dag niet veel bijzonders en gaan we weer vroeg op de plank liggen.

47. Harrie In den Kleef: 12 oktober, voor het eerst de schoenen uitgehad en voor het eerst weer een beetje geslapen met pijnlijke ledematen. Heythuysen ligt zuid/zuid-west! Om 03.00 uur vannacht luchtalarm. Vanmorgen om 11.00 uur weer. Om 13.00 uur voor het eerst geschoren. Nu weer een beetje mens. Vanmiddag voor het eerst gelachen met de grappen van ‘Vestjens’ (79. Thei Vestjens red.). Vanavond warempel twee regels meegezongen: “kent gij het land!” Hoe is het mogelijk. Zingen! In zulk een toestand. Vrijdag 13 oktober: mijn rug, mijn rug. Moe, als je me zag liggen op de harde planken. Daar in het Z/ZW daar wonen mijn dierbaren. Mama hoe lang nog? Kerstmis thuis? Hou je dapper. Lia ik vertrouw op jou. Al voor 07.00 uur vanmorgen naar het bad. Vijftig man tegelijk. ‘Behandeling!!’ In brand. Dan naar fotograaf. Een groot nummer op je borst. Weg mens, nu zijn we enkel nog een nummer: 564. Mijn God verlaat ons toch niet. Toch maken we het goed. Konden we dat maar zeggen Theo (48. Theo In den Kleef red.) slaapt al goed op de harde plank. Maar ik… Hoe verlang ik naar jullie. Om 12.30 uur soep. We lusten het heel! Alsmaar wachten. De registratie van het arbeidsbureau duurt lang. De laatste appel uit Heythuysen opgegeten. Vanavond in onze barak voor het eerst de zegen van pater Van Gendt, vrijwillig uit Grathem meegegaan. Nacht mama, nacht kinderen. Leeft Moeder nog? Zaterdag 14 oktober: vannacht voor het eerst tot 03.00 uur geslapen. Vanmorgen keuring. Pas halen. En dan? De geest blijft goed. Men schikt zich. Het is niet anders. Geweldige baarden komen tevoorschijn. De hygiëne is bar in het kamp. Roken mindert. Enkel nog met z’n tweeën één sigaret. Daniël (8. Daan Brouns red.) had twee kilogram eigen teelt. Alles uitgedeeld en op. We wassen zakdoeken met leem. De pater biecht al wandelend door het kamp. Vanmiddag een ogenblik verademing. De prikkeldraad achter me gelaten voor een wandeling naar de pastoor in de stad. Misbenodigdheden gehaald. Morgen H. Mis!

Zondag 15 oktober 1944. ’s Nachts hevig bombardement op Braunschweig. Duizenden lichtkogels, brandbommen en schijnwerpers zijn in de lucht te zien, een bizar maar ook een indrukwekkend schouwspel. Om 07.00 uur in de ochtend mogen de mannen naar de H. Mis op een open plek midden tussen de barakken. Duizend man om een altaar. Pater Anectus van Gendt uit Grathem die vrijwillig met hen is meegekomen uit Nederland, is hun voorganger geassisteerd door priesterstudent 48. Theo In den Kleef en Jo Willems uit Helden. Prachtige preek door de pater: “Heer Uw wil geschiede!” . De dienst wordt wreed verstoord door luchtalarm. Toen de H. Mis uit was, was er weer alarm en kregen ze niets te eten. Pas om 12.00 uur soep. De groep uit Heythuysen begint nu uit elkaar te vallen. Een vrachtwagen met drie aanhangwagens vertrekt rond de middag met honderdachtenzestig man, die zich als bedrijfsleider hadden opgegeven, naar het Arbeitsamt in Braunschweig: 22. Sjeng Gubbels, 26. Zef Hebben, 36. Frâns van Horne en 37. Sjra van Horne blijven in Braunschweig en moeten werken bij de Eisenbahn. 14. Gradus Crijns, 44. Frits Kierkels, 74. Wulm Thijssen, 97. Harrie Vossen, 98. Frits Vossen en 99. Mathieu Vossen, moeten nog te voet zestien kilometer verder naar Wendessen. Hier moeten ze meehelpen met de bietencampagne in een suikerfabriek. Maandag 16 oktober is er weer een grote arbeidsmarkt voor degene die nog niet ingedeeld zijn. Morgen moet iedereen weg omdat er weer nieuwe transporten aankomen. Dinsdag 17 oktober om 03.30 uur vertrekken degene die zich als voerlui hadden opgegeven. Om 07.30 uur vertrekken de slagers uit Heythuysen: 1. Jan Adriaens, 73. Frien Theelen en 80. Jan Winkelmolen naar Ochtersum om te werken in een vleesfabriek. Om 09.30 uur moeten achtentwintig mannen die zich als landbouwer of als bakker hebben opgegeven, zich klaarmaken om met de trein naar Northeim te vertrekken. Hier komen ze om 15.30 uur aan en worden in een veehal (grote varkensstal) ‘uitgezocht’ door boeren en bedrijfsleiders uit de omgeving. Als landarbeiders: 2. Hannie Allers, 8. Daan Brouns, 9. Harie Brouns, 16. Pierre van de Eertwegh, 19. Theo Gerritsen, 24. Har Hamaekers, 25. Drees Hanssen, 30. Tjeu Hermans, 38. Harie Houben, 43. Pieërke Kanders, 45. Theo Kierkels, 50. Piet van Lier, 52. Driek Linssen, 53. Piet Linssen, 67. Tjeu Sanders, 79. Thei Vestjens, 81. Jac Beurskens, 82. Graad van Bree, 87. Bèr Hannen, 88. Sef Hannen, 89. Pierre Hendriks, 90. Wiel Hendriks en als bakker: 55. Jan Mertens, 60. Sjra Peskens, 61. Ton Peskens en 65. Frans Richaerts,72 .Tei Swinkels. Om 14.00 uur worden de mannen die zich opgegeven hebben als timmerman afgehaald om te gaan werken in de bunkerbouw in Kirchrode bij Hannover: 7. Sjang Berben, 29. Sef Hermans, 31. Wulm Hermans en 35. Bèr van Horne. Na deze grote uittocht blijven nog vierhonderd man achter in het kamp. De meesten hebben zich opgegeven voor bosarbeider. Met deze mannen ‘war nichts anzufangen’. Ze zijn merendeels ‘Angestelte’ (ambtenaar, leraar, student) en hun beroep is niet in trek. Ze worden dus teruggestuurd naar de ‘Westwall’ om te werken met de schop: loopgraven maken. Uit Heythuysen zijn dit: 5. Jan Beelen, 6. Piet Bemelmans, 12. Toon Coenen, 13. Toine Coenen, 15. Bèr Deckers, 17. Jac Frenken, 18. Jan van Gaal, 20. Tjeu Giesberts, 21. Willem Giesberts, 28. Harrie Hendriks, 34. Frans van Hoof, 39. Wiel Janssen, 47. Harrie In den Kleef, 48. Theo In den Kleef, 51. Bèr Linssen, 57. Bèr Niessen, 58. Jacques Niessen, 59. Paul Oyen, 64. Harry Prinssen, 69. Neer Sijben, 71. Lex Storms, 86 .Vester Geuns, 105. Wim Suntjes. Ze vertrekken in de namiddag met de trein naar de streek rond Aken. Maar door bombardementen van de spoorlijn kan dit niet gehaald worden en komen ze uiteindelijk in Vierssen terecht.

 7.4. Dwangarbeid in Duitsland

Waar moesten de mannen werken?

7.4.1 Klikkaart 2: werkplekken in Duitsland

Op de tweede klikkaart geven de donkerrode stippen met een nummer, weer corresponderend met de nummers op de namenlijst, de werkplek aan in 1944/45 in Duitsland van de opgepakte mannen uit Heythuysen. Ook is op deze kaart de route te zien die de mannen op weg naar Duitsland hebben afgelegd. Door op een stip te klikken open je een venster met daarin een link naar meer informatie over deze plek en de tewerkstelling. Na het werk mochten de buitenlandse dwangarbeiders soms ergens samen komen en na zes weken kregen ze het recht navraag te doen naar ‘Verwandten’. 

Klik in de rechterhoek rechtsboven om de kaart groter te maken.


8. Capitulatie van Duitsland

8.1 Terug naar huis

In de loop van februari 1945 trekken de geallieerden Duitsland binnen. De mannen uit Heythuysen die in de regio Solingen en Hesselbach tewerkgesteld zijn, worden als eerste bevrijd. Midden-Duitsland volgt in maart en april 1945. Uiteraard wil iedereen zo snel mogelijk naar huis. Velen kunnen niet wachten op georganiseerd vervoerd naar huis en gaan al te voet op pad naar het westen. Maar anderen moeten de kelk tot de bodem leegdrinken. 

Ze maken lange dagmarsen en proberen onderweg aan eten en drinken te komen. Soms mogen ze een stukje meerijden. De nachten brengen ze door in schuren en stallen bij boeren. Er heerst overal chaos, verwarring en ontreddering. Soms vinden er wraakacties tegen de lokale bevolking plaats en grootscheepse plunderingen. Omdat bijna alle bruggen kapot zijn, stranden de meesten bij de rivieren de Weser en de Rijn. Hier worden ze opgevangen door Britse en Amerikaanse militairen en worden ondergebracht in verzamelcentra zoals kazernes, scholen en fabrieken. Dit gebeurt ook omdat de wegen vrijgehouden moeten worden voor militair verkeer zolang Hitler-Duitsland niet op de knieën ligt. Na registratie, ontluizing, medische controle en een kort onderzoek of ze niet ‘fout’ waren geweest, moeten de mannen soms weken in deze kampen geduld hebben en de tijd doden in afwachting van georganiseerd vervoer naar huis. Pas na de onvoorwaardelijke capitulatie van Duitsland op 7 mei 1945 komt de repatriëring echt op gang. Nederland blijft echter in gebreke omdat ze over te weinig vervoermiddelen beschikken. Degenen die niet hadden of willen wachten, gingen zelfstandig op weg naar huis. Haveloos en doodmoe worden ze in de grensstreek opgevangen. De weinig zuur verdiende marken met de dwangarbeid moeten ze hier ook nog inleveren. Terug in Heythuysen is de blijdschap over de behouden terugkeer groot maar maakt vaak al gauw plaats voor frustraties en verbittering. Er was weinig opvang en ook geen belangstelling voor hun verhalen. Er werd niet of nauwelijks over gepraat. De thuisblijvers hadden zelf ook genoeg ellende meegemaakt. Ze kregen de boodschap mee: “Snel gaan werken en nergens meer aan denken.” 

 8.2 Feestprogramma met liederen en gedichten

  • Uitnodiging en programma feest behouden terugkeer uit Duitsland. 10 juli 1945 in feestzaal Berben, Hubertuslaan. Tekst en tekeningen 6. Piet Bemelmans
  • Liederenbundel: 1. 'Ach Heitse’. Melodie: Sarina, het kind van de dessa. Thei Verkoelen, Kessel
  • Liederenbundel: 2. ‘Oos Limburg’
  • Liederenbundel: 3. ‘Nooit, nee nooit, een oorlog meer’. Wijze: Zilverdraden tussen het goud
  • Liederenbundel: 4. ‘Holland aan de Westwal’. Wijze: Jantje was een kleine kleuter!/Witte Rozen. Thei Verkoulen, Kessel
  • Liederenbundel: 5. 'Och Mamma’
  • Lied ‘Acht Oktoberlied’. Melodie: Wolgalied. Tekst 14. Gradus Crijns
  • Lied ‘In Heitse ’s morgens om half acht’. Melodie: Wiede, wiede, wiet sjing boem. Tekst 1. Jan Adriaens, Hildesheim 8 mei 1945
  • Lied ‘Onze ballingschap naar Deutschland’. Melodie: Waar in Brons groen eikenhout
  • Gedicht ‘8 Oktoeëber 1944’ . Tekst Lei van Horen, Panningen
  • Gedicht ‘Ballingschap’. Tekst 47. Harrie In den Kleef, in kamp Lehrte
  • Gedicht ‘Zondagochtend in ’t kamp’. 47. Harrie In den Kleef, in kamp Lehrte
  • Gedicht Razzia 8 oktober 1944’. Tekst M. Crijns (gemaakt in schuilkelder)
  • ‘Allemaol nao Prusses gesjleurd’. Liederen en gedichten over dwangarbeid tijdens de Tweede Wereldoorlog. Uitgegeven en ingeleid door Gerard Sonnemans

8.3 Jaarlijkse bedevaart naar Onze Lieve Vrouwe in 't Zand

Tijdens de feestavond op 10 juli 1945 spreken de gerepatrieerden uit Duitsland af uit dankbaarheid voor behouden terugkeer uit Duitsland voortaan elk jaar de eerste zondag in mei te voet naar de Roermondse Kapel Onze Lieve Vrouwe in ’t Zand te gaan. 

’s Morgens om half vijf komen ze bij de Wingerdbrug, dezelfde plek waar ze afgevoerd werden naar Duitsland, bij elkaar en gaan dan biddend naar de kapel. Voorbidder is meestal 49. Hanrie van der Kop. 10. Sjra Cillekens bestelt elk jaar een H. Mis die om 07.00 uur plaatsvindt. Degenen die slechter ter been zijn, pakken de fiets en later de auto. Ook hun kinderen worden uitgenodigd mee te lopen. De meegenomen boterhammen worden verorberd op de terugweg in Horn in hetzelfde café waar ze op 8 oktober 1944 ook gepauzeerd hebben. Ook bij andere cafés wordt een tussenstop gemaakt om uit te rusten en/of de dorst te lessen. Meestal zijn ze dan rond 12.00 uur terug in Heythuysen. De eerste jaren was de belangstelling behoorlijk te noemen, maar naar mate de jaren verliepen, bleef alleen een kleine harde kern nog over te weten 6. Piet Bemelmans, 10. Sjra Cillekens, 49. Hanrie van der Kop en 74. Wulm Thijssen

Op zondag 4 mei 1969 wordt de 25-jarige jubileumtocht gelopen en op woensdagavond 8 oktober 1969 na een H. Mis tijdens een gezellige koffietafel nog vele ervaringen en herinneringen opgehaald en uitgewisseld onder lotgenoten. Nog steeds gaan er op de eerste zondag in mei inwoners van Heythuysen al of niet te voet naar de Kapel in ’t Zand te Roermond en wonen daar de H. Mis bij die nog steeds wordt opgedragen als dank voor de behouden terugkeer van de dwangarbeiders uit Duitsland.)


 9. Meerdere verhalen

 - Het verhaal van Piet Bemelmans

      Lees hier de editie van De Bössel over de grote kerkrazzia.

 - 'Sporen die bleven. Razzia’s en deportaties in de herfst van 1944 in Noord- en Midden- Limburg’. Dr. A.P.M. Cammaert 

- 'De Westwall-arbeider’. L. van Horen, Panningen

- Dagboek van mevr. M. Hooijer-Dubois,  De Bedelaar

‘De Massadeportatie van 8 oktober 1944’. Een zwarte dag voor Midden- Limburg’. M. Huyskens, Horn

- ‘Herinnering in tweevoud aan bange oorlogsdagen’.  Piet van den Heuvel 

- ‘De klokkeniste’.  Zusters Franciscanessen De Kreppel 

- ‘Roggel in de oorlogsjaren 1940-1945. Verhalen door inwoners’. Mei 1995, Uitgave van Heemkundevereniging Roggel.

- ‘Verdraagt uch!’ De Tweede Wereldoorlog in het Leudalgebied, april 2010. Comité Herdenkingsmonumenten Militairen.

- ‘Het verborgen front deel 1 en 2. Het verzet in Limburg’ 1994, Dr. A.P.M. Cammaert.

- Midden-Limburg 40 jaar bevrijd- deel 1 en 2. Dagblad van Limburg.

- Van oever naar oever. De oorlog tussen Noordervaart en Maas. Uitgave van Studiegroep Leudal.

- ‘Bedreigd-Bezet-Bevrijd’. Gids ter herinnering aan 5 jaar oorlog in het Leudalgebied.

- ‘Waar blijven de Bevrijders’. September-oktober 1944. Van hoop naar wanhoop. Hugo Levels, Eric Munnicks.


10. Dankwoord en verzoek om informatie

Dank aan allen die met het samenstellen en corrigeren van deze verhalen geholpen hebben en voor de kerkrazzia-illustratie. Speciale dank aan webmaster Luc Jakobs voor het plaatsen en steeds aanvullen van alle informatie in de rubriek DE GROTE KERKRAZZIA 1944 IN HEYTHUYSEN op de website van Heemkundevereniging Heitse. 

Mocht u aanvullende informatie, documenten of foto’s over deze mannen of gebeurtenis in uw bezit hebben, dan graag sturen naar info@heemkundeverenigingheitse.nl en/of naar jobemelmans@home.nl , telefoon 06-57344294.

Versie 28 februari 2023